Recensies van Bang voor de bal:

Dagblad van het Noorden -
De Recensent - Noord-Hollands Dagblad
Kort stukje van een medewerker van Boekhandel van der Velde te Leeuwarden
Het Financieele Dagblad - Meander - Haarlems Dagblad - De Leeuwarder Courant - De Volkskrant
Krakatau - La Vie en Rose - NRC - Farsk - NBD | Biblion - 8weekly - In Letterland
Sneeker Nieuwsblad - Dagblad van het Noorden #2 - Poëziekrant

Luisteren naar de radio-interviews kan via deze links:

Sandwich (Radio 2) - Cantina@VPRO - Kunststof (NPS) - Amsterdam FM
Spijkers met koppen (VARA) - De Avonden (VPRO)




Bang voor de Bal (Uitgeverij Cossee)
Paperback met flappen
16,5 x 24 cm
64 blz. | €16,90
ISBN 90 5936 132 6
Verschijnt januari 2007

Bestellen van boeken van Tsead Bruinja kan via de sites van:

Bruna / Bol.com / Azur (België) / NL-Store / Ako / Selexyz


Bang voor de bal - de nieuwe bundel van Tsead Bruinja

Hoeveel gezinnen leven er van de bewaking en wat valt er eigenlijk te bewaken? De liefde? Het gezin zelf? Onze  w esterse levenswijze? Dit is poëzie die met evenveel gemak schaamteloos lyrisch kan zijn, als nuchter en kordaat. Gedichten die rustige lange regels bevatten die naar proza neigen, of in kortademige regels rake beelden uit de werkelijkheid op elkaar laten botsen. Bang voor de bal legt de vinger op de zere plek, waarbij de tederheid voortdurend op de loer ligt.

Tsead Bruinja (Rinsumageest, 1974) debuteerde in 2000 met de Friestalige bundel De wizers yn it read / De wijzers in het rood (Bornmeer) gevolgd door nog drie Friestalige bundels, waarvan de laatste Gers dat alfêst laket / Gras dat alvast lacht (Bornmeer) als titel draagt. In 2003 verscheen zijn Nederlandstalige debuut Dat het zo hoorde (Contact) dat in 2004 werd genomineerd voor de Jo Peters PoëziePrijs. In datzelfde jaar verscheen Bruinja's tweede Nederlandstalige bundel Batterij (Contact). Met Hein Jaap Hilarides stelde hij de bloemlezing Droom in blauwe regenjas – Nieuwe Friese dichters (Contact) samen. Met Daniël Dee maakte hij de bloemlezingen Kutgedichten (Passage, 2004) en Klotengedichten (Passage, 2005).

Bruinja schreef recensies over poëzie voor Trouw , Awater  en Boeken.vpro.nl . Hij publiceerde gedichten in De Gids, Raster, en De Poëziekrant. Hij las onder andere voor tijdens festivals als Poetry International, De Wintertuin en De Nacht van de Poëzie. Afwisselend combineert Bruinja zijn voordracht met muziek, bijvoorbeeld met Jaap van Keulen (flamenco) en met Polo de Haas  (piano / keyboards).

Over de grens was Bruinja te horen in en tijdens De Nachten (Antwerpen, België), Zuiderzinnen (Antwerpen, Beglië) in The Blue Room (Engeland; Newcastle), in De Brauhauskeller (Duitsland; Bremen), op het Forum des Langues du monde (Frankrijk; Toulouse) en op het International Poetry Festival (Indonesië; Palembang & Jakarta). Vertalingen van zijn werk werden gepubliceerd in het Afrikaans, Arabisch, Engels, Duits, Frans, Sloveens en Indonesisch.

Naast dichter, performer, vertaler (Nederlands/Fries) en recensent is Bruinja bestuurslid van de PEN (organisatie die het opneemt voor schrijvers, die vanwege hun werk vervolgd worden, of gevangen worden genomen of gehouden) en van De stichting Jo Peters PoëziePrijs, lid van de Commissie Letteren van de Raad voor Cultuur en redactielid van de SLAA (Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam) en het poëzietijdschrift Awater.

Boekingen

St. S.S.S.
Huddestraat 7
1018 HB Amsterdam
Tel.:  020 623 49 23
info@sss.nl
http://www.sss.nl

Uitgever

Uitgeverij Cossee
Kerkstraat 361
1017 HW Amsterdam
Tel. : 020 - 5289911
cossee@cossee.com
http://www.cossee.com


International

NLPVF / Thomas Möhlmann
Singel 464
1017 AW  Amsterdam
The Netherlands
Tel.: 00 31 (0)20 6206261
t.moehlmann@nlpvf.nl
http://www.nlpvf.nl/

Privé

Tsead Bruinja
James Cookstraat 50 III
1056 SC Amsterdam
Mob.: 06 - 11407190
tseadbruinja@hotmail.com
http://www.tseadbruinja.nl




DIENST

de ziekte van alzheimer heeft veel variaties
misschien wel net zoveel als de liefde

joop schafthuizen


ik laat mij graag de wet voorschrijven door een ander
zo draagt enzensberger me op lees geen odes mijn zoon
lees de dienstregelingen die zijn secuurder
dus begeef ik me naar het dichtstbijzijnde bushok
tien over half kwart voor en een op het hele uur
onder het bord wacht een reiziger op ontbinding
zijn mond praat niet langer met zijn ontruimde hoofd
wat daar nog woont heeft vertegenwoordiging nodig

de mannen zijn zomers vrolijk want vrouwen lopen
in minder kleren rond de reiziger onder het bord
klemt in zijn hand een envelop met naam en adres
tien over half kwart voor en een op het hele uur
het oude afschrift van de griffier brandt in zijn hand
in zijn hoofd stormt een zitting met gesloten deuren
wat daar nog woont heeft vertegenwoordiging nodig

nietig verklaard in wat hem rest van zijn kietelschil
zonder taal als vacht en reden is onrust een bittere pil
tien over half kwart voor en een op het hele uur
het voorschrift stond in de huis aan huis van deze streek
op een feestdag als deze lopen vrouwen in minder kleren
bijna vergeten dat er in zijn hoofd rood licht brandt
wat daar nog woont heeft vertegenwoordiging nodig

mijn mond verstaat niet langer mijn ontruimde hoofd
om tien over half kwart voor en een op het hele uur
ik laat mij graag de wet voorschrijven door een ander
wat hier nog woont heeft vertegenwoordiging nodig


© tsead bruinja

 


DE WAGEN VAN DE DEEN

voor hans wap


weet jij wie er vandaag onder de wagen
van de deen gaat liggen
onder de bedrijfswagen

wie er in de bedrijfswagen mag

de bootvluchteling

mag de bootvluchteling
in de bedrijfswagen

onder de wagen is het beschutter
daar houden die mensen van

je zult het zien
met de wagen van de deen
gaat heintje van hiernaast
de pui rammen van de bootvluchteling

had hij maar met zijn jatten
van de vrouw van de deen
af moeten blijven

maar met zijn nieuwe wagen

ja joh

je moeder en een halfnaakte bosuil

 

© tsead bruinja

 


SPECIALIST OP HET GEBIED VAN KOZIJNEN

het regent en de specialist op het gebied van kozijnen zegt
dat het aan het werk van zijn mannen niet kan liggen

ik zit aan tafel met mijn onderbuurman die na vijf jaar
heeft besloten over de watervlekken heen te verven

vroeger schreef ik gedichten over mijn vader en moeder
over opa's en oma's met een rustiek en pijnlijk verleden

nu luister ik naar mijn buurman

in uw huis zullen mensen wonen
die te lui zijn om op te staan

mensen die u niet kent
die werken en weer naar huis gaan

ze worden ouder
ze worden ronder

ze proberen de kilo's eraf te lopen

ze zwaaien een kind uit
en hangen voor het slapen gaan
hun kleren over de stoel

hun leven is een koelkast
waaruit je na een nacht zwaar drinken
een goedbelegde boterham
vandaan tovert

ik weet het

er liggen betekenissen op de loer
die dit gedicht kunnen bederven

ergens zingt iemand

kom niet samen
kom niet samen

drijf een wig

maar mijn vrouw houdt mijn week oude nichtje op haar schoot
en ik raak er niet op uitgekeken hoe goed het haar staat

we bespreken hoe het moet met de werkkamer
hoe en waar we zelf dan moeten gaan slapen

een zucht en het kind verdwijnt uit onze gedachten
we slaan een hoek om en zoeken een goed restaurant

stiekem terwijl we al lang over iets anders praten
kijk ik naar het kindje dat niet in haar armen ligt

het ademt en het beweegt
het is er bijna

 

© tsead bruinja

 

 

HERHAALD VERZOEK

ik kijk om me heen
en er is niets nieuws niets ouds
dat ik open kan doen

jij klopt aan

en er zijn cafés er zijn boeken
die ik open kan doen

er zijn tafels
waar mensen aan zitten

misschien staat er in hun agenda
één verjaardag die het onthouden
waard is

en ik heb de meest waardeloze knieën

en ik vraag je

elke ochtend dat jij je ogen open doet
om de wereld nieuw te maken

vraag ik je weer

 

© tsead bruinja

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 




Bang voor de bal voorgelezen

Hieronder vindt u links naar de voordrachten van alle gedichten uit de bundel in MP3 formaat. Als bonustracks vindt u helemaal onderaan dit blokje twee gedichten met muzikale begeleiding van Jaap van Keulen.

SPECIALIST OP HET GEBIED VAN KOZIJNEN

koppelbaas

dienst

zegt ze

specialist op het gebied van kozijnen

huis aan de kade

bang voor de bal door het winkelraam

graat

VADER STOREN

vader storen

pelikanenbek

geplaatst door grom...snavel

het is niet meer aan jou vader

het sap voor het plaatje

BANG VOOR DE DOOD

burgemeester

bang voor de dood

mijn zoon voor € 40,- p.u.

de wind draait

HARTBEWAKING

jurk / waarom wil ik met je praten

streefgewicht

oprah

alarm

dansen de honden

promodag van de hondenclub

wandelzoektocht

sons & daughters

TAART VOOR IEDEREEN

in de duinen

tuurlijk lust je een stuk van die taart

gastspreker en voorzitter in de kantine

na zijn dancing days was er de vrouw met de spons

de wagen van de deen

een benauwde dag

lustprofeten van de koude grond

HET GELD HET FRUIT

prévert

schuim

cor

herhaald verzoek

het geld het fruit en de familie

vertrek

wij spelen wasbord op de onderkaak

schampschot

achtergrondinformatie

MET MUZIEK VAN JAAP VAN KEULEN

bang voor de bal door het winkelraam

na zijn dancing days was er de vrouw met de spons


 


De pers

TV Filmpje bij Vader Storen uit Bang voor de bal Filmpje bij 'Zegt ze' uit Bang voor de bal Potret door Duitse Wereldomroep
       

Radio

Kunststof (NPS) met Matthijs van Nieuwkerk over de bundel Dat het zo hoorde (Contact, 2003)
Voordracht van enkele gedichten bij Music Hall, VPRO radio, 2005 Het gedicht Je koude handen om de voorraad uit de bundel Batterij met muziek van Jaap van Keulen
Deel 1 Deel 2 Deel 3 Met o.a. het gedicht Koppelbaas uit Bang voor de bal  

Poëzie top 5 Henk Blanken (Poëzierecensent van het Dagblad van het Noorden)

1. Eva Gerlach, Situaties
2. Remco Campert, Nieuwe herinneringen
3. Tsead Bruinja, Bang voor de bal
4. Nachoem Wijnberg, Uit tien
5. John Schoorl, A Capella
 
Bron: Dagblad van het Noorden, 31-12-2007



Wasbord spelen op de onderkaak van een dode koe

door Henk van der Veer 

SNEEK- Tsead Bruinja zijn nieuwste Nederlandstalige gedichtenbundel gaat o.a. over angsten, vandaar misschien de titel Bang voor de bal. De bundel is verschenen bij Uitgeverij Cossee in Amsterdam. Tsead Bruinja ( Rinsumageest, 1974 ) debuteerde in 2000 met de Friestalige bundel De wizers yn it read, die werd gevolgd door nog drie Friestalige bundels. In 2003 verscheen zijn Nederlandstalige debuut, Dat het zo hoorde ( Contact ). Deze bundel werd genomineerd voor de Jo Peters PoëziePrijs.

Dat Tsead Bruinja één van de meest vooraanstaande dichters in Nederland is, beweer ik al sinds ik werk van hem lees. Ik ben blijkbaar niet de enige die de gedichten van Tsead Bruinja weet te waarderen. Lees maar wat Herman van Veen over Tsead Bruinja, in de Friesland Post van september j.l., laat optekenen. “In mijn optiek is er in Friesland een dichter opgestaan die tot de beste van de wereld behoort. Ik zou heel graag één of meer van zijn gedichten zingen. Het is een jongeman met een bijzondere moeilijke naam, het klinkt Algerijns.”  Het blijkt Tsead Bruinja te zijn.

Het soms maar moeilijk duidelijk te maken waarom poëzie je aanspreekt, of niet. Tsead Bruinja schrijft beslist geen hapklare-brokken-poëzie, de lezer moet zich beslist wel inspannen om te begrijpen wat hij schrijft. Maar zelfs dan kan het nog moeilijk zijn om door te dringen in de wonderlijke poëziewereld van Bruinja. En toch geniet ik van zijn dichtkunst. Dit gedicht vind ik mooi. Gewoon mooi.

Burgemeester

onder de hoogslaper naast mijn bureau
staat het electrische orgel uit het gesticht
waar mijn huisgenoot werkt

het spijt hem dat hij vreemdgaat

zijn vriendin wacht in haar ochtendjas voor de douche
en begint in de deuropening een gesprek

over de niertransplantatie van de deen in pakistan
en de berooide pakistani’s die nog diezelfde dag
netjes dichtgenaaid en met een tas vol pillen
naar huis worden gestuurd

mijn huisgenoot is de man die de adhd uitvond
een jonge en onervaren burgemeester
van zijn eigen bloedbaan

Wat ik nu zo mooi aan bovenstaande gedicht vind?  De laatste strofe bijvoorbeeld, vind ik niet alleen verrassend, maar ook bizar en hilarisch tegelijk.

De gedichten van Tsead Bruinja roepen meer vragen op dan antwoorden. Neem nu de titel van de bundel, Bang voor de bal. Niet alledaags deze titel. De bundel ontleent zijn titel aan het gedicht ‘Bang voor de bal door het winkelraam’. Waarom het tweede gedeelte van de titel weggelaten? Waarschijnlijk omdat ‘ Bang voor de bal ’ de lading wel dekt. Want het gaat in deze bundel in elk geval over angst. Angst voor van alles en nog wat. Bang voor de bal zou trouwens ook een naam kunnen zijn, een poëtische naam dat wel. Van een jongentje aan het einde van de straat. Het titelgedicht heeft ook een afwijkende typografie in vergelijking met de andere gedichten in de bundel. Dit gedicht doet mij ook denken aan It libben sels, de roman waarmee Piter Boersma in 1998 de Gysbert Japiksprijs won. Tsead Bruinja geeft in zijn poëzie verslag van verschillende gebeurtenissen. Hij observeert. Heel vaak is dat confronterend, voor de dichter, maar ook voor de lezer. Zonder zijn poëzie in een bepaald hoekje te willen drukken of van een etiket te voorzien, durf ik wel te stellen dat er nog al wat prozagedichten in deze bundel staan. Als voorbeeld citeer ik het volgende:

Sons & Daughters

nog vaak kiezen eigenaars eerst het ras uit dat ze wensen en gaan dan
pas op zoek naar een specialist ter zake die hun de nodige adressen
kan doorspelen beter is het eigenlijk vooraf een kenner aan te spreken
die kan helpen bij deze belangrijke beslissing deze kenner kan u in-
lichtingen geven omtrent raskenmerken welke hond het best pas bij
uw levenswijze nog vaak verloopt de aanschaf ondoordacht en impul-
sief met alle gevolgen van dien

u had ons moeten zien
door de banden heen pluto
piet viel voorover in de sla

Geen leestekens, geen hoofdletters. Ik zou dit niet herkennen als poëzie en toch staat het in deze gedichtenbundel. Toen ik het gedicht luidop las, werd het al meer poëzie voor mij!
En die piet viel een gedicht eerder, op de pagina naast Sons & Daughters, ook al voorover in de sla. Tijdens een gezellige barbecue nog wel!

Toch staan er ook juweeltjes van poëtische zinnen in deze bundel. Deze bijvoorbeeld:

vanaf vier hoog klinkt het verkeer op de ring
als een zwerm bijen die een plagerige jongen
op de hielen zit

(eerste strofe van het gedicht Achtergrondinformatie )

En wie een zin als wij spelen wasbord op de onderkaak van een dode koe op papier kan krijgen, mag zich van mij zeker dichter noemen!

Henk van der Veer

Tsead Bruinja, Bang voor de bal, gedichten. Uitgevereij Cosse, Amsterdam. 80 pagina’s. Prijs € 16,90

Bron: Het Sneeker Nieuwsblad, november 2007


Hartbewaking

door Anneleen De Coux

‘Tijdens het voorlezen in de duinen wordt elly de waard / na afloop van haar voordracht door een opdringerige grijsaard / met een oranje rugzak waarop ravetechno gedrukt staat gevraagd / of zij elly de waard ook kent en of er ooit nog een jaarbrief / van het chr.j. van geel genootschap zal verschijnen // dat hij zo graag het huis eens zou willen zien // ik vraag het publiek of ze een romantisch / of een geëngageerd gedicht willen horen’.

Verhalende verzen uit Bang voor de bal, de derde Nederlandse bundel van de Friese dichter Tsaed Bruinja (1974).Voor wie – stoutmoedig of gewoon naïef – lyrisch ik en auteur met elkaar in verband brengt, kunnen ze heel wat onthullen over Bruinja’s kunstenaarschap. In het gedicht leest een dichter voor. Dat doet Bruinja ook, en meer dan dat: hij maakt poëzie graag tot performance met behulp van uiteenlopende middelen als flamenco, rap en computertechnologie.  
           

Interessant is verder het onderscheid dat het lyrische ik maakt tussen romantische en geëngageerde gedichten. In Bang voor de bal zijn beide soorten aanwezig. ‘Herhaald verzoek’, bijvoorbeeld, is een niet onaardig maar wat melig liefdesgedicht: ‘en ik heb de meest waardeloze knieën // en ik vraag je // elke ochtend dat jij je ogen opendoet / om de wereld nieuw te maken // vraag ik je weer’. Wat het geëngageerde type betreft: in enkele gedichten wordt Henry Kissinger bespot, maar vaker dan tegen individuen wordt hier van leer getrokken tegen de Verenigingen en Instanties die zo belangrijk zijn in onze maatschappij. In ‘Jurk / waarom wil ik met je praten’ is de geschiedenis van de mensheid een geschiedenis van verschillende collectiva, en lijkt de vooruitgang een neerwaartse spiraal. Het instituut Instituut en de illusie van samenhorigheid worden overtuigend ondermijnd in deze bundel. Ieder “wij” veronderstelt een “zij”. En zoals blijkt uit een mini-soap over een hondenclub en het gedicht ‘Gastspreker en voorzitter in de kantine’, is de agressie ook niet uit te roeien in de eigen, gesloten rangen: ‘wij worden niet alleen bij voortduring / gehinderd en dwarsgezeten door mensen / van andere organisaties / maar ook en vooral / door onze eigen leden’.

Een tweedeling als het onderscheid tussen romantische en geëngageerde poëzie is een prachtig ding. Maar ze houdt niet altijd stand. Sommige gedichten uit Bang voor de bal  - zoals ‘Cor’ en ‘Het geld het fruit en de familie’ - zijn (enigszins) romantisch én (enigszins) geëngageerd. De humor, die essentieel is in deze poëzie, helpt bij het overstijgen van de scheiding. Een voorbeeld van die humor uit ‘in de duinen’: iemand uit het publiek vraagt een romantisch gedicht en de dichter begint ‘tuurlijk lust je een stuk van die taart’ voor te lezen, het gedicht dat meteen na ‘in de duinen’ staat afgedrukt. Áls dit al een liefdesgedicht genoemd kan worden, is het er één van de zeer wrange soort. ‘[W]as het haar uit de spoelbak en eet / reken nooit op steun uit onverwachte hoek / maar zet je schrap en eet’, zo luidt het besluit.

Een andere categorisering. Naar aanleiding van het verschijnen van Bang voor de bal heeft Hans Groenewegen een diepgravende bespreking van Bruinja’s Nederlandstalige poëzie  geschreven voor Yang (Groenewegen 2007). Hij gewaagt van een driedeling. Ten eerste onderscheidt Groenewegen de lyrische gedichten, die gekenmerkt worden door een ikperspectief en het overheersen van muzikale strategieën; ten tweede de anekdotische gedichten en portretten; ten slotte de tussenvormen, die vaak surrealistische trekken of absurde wendingen vertonen. In de jongste bundel ziet hij de anekdotische en portretgedichten domineren. Nieuw en tot dezelfde categorie te rekenen is volgens hem de readymade, die hij vanuit een vergelijkbare schrijfhouding geschreven acht. Groenewegen gelooft dat Bruinja geëvolueerd is van een automatisch schrijven – waarbij de hand aangesloten is op de droomtoestand van woorden, beelden en muziek – naar een calculerend schrijven. Wat anekdotische poëzie, poëtische portretten en readymades gemeen hebben, is volgens de criticus een dichter die meer vanuit een concept of een idee werkt dan dat hij beelden, ritmes en woorden exploreert. ‘[I]k weet het // er liggen betekenissen op de loer / die dit gedicht kunnen bederven’, schrijft Bruinja in ‘Specialist op het gebied van kozijnen’ en daarbij denkt de criticus aan betekenissen die buiten de dichterlijke controle vallen. Groenewegen meent dat de (relatieve) vrijheid die de lezer van Bruinja’s meer autonome poëzie had drastisch ingeperkt is, dat het gedicht niet langer een ruimte is waar dichter en lezer elkaar als gelijken kunnen ontmoeten, maar wel een voertuig dat de lezer naar de boodschap van de dichter moet brengen. De criticus voelt zich in een ongemakkelijke of onaantrekkelijke positie gemanoeuvreerd.
Groenewegens artikel is interessant en uitdagend, in het bijzonder daar waar hij concrete gedichten onder de loupe neemt. En wat de schrijf- en leesprocessen betreft, begrijp ik zijn standpunt. Maar als lezeres van Bang voor de bal heb ik niet het gevoel in een eenrichtingsstraat of tredmolen te zijn geplaatst. Af en toe wordt hier inderdaad een zekere bezorgdheid over de boodschap uitgesproken, een bezorgdheid over een goed begrip. Maar deze poëzie is zo springerig dat ik meen voldoende bij de gedichten te kunnen/mogen/moéten fantaseren.

Dat springerige karakter van de gedichten komt grotendeels voort uit de montagetechniek. Bang voor de bal bevat interessante metapoëtische gedichten, waarin gesuggereerd wordt dat “het leven zoals het is” een belangrijke plaats moet krijgen in de poëzie. Het eerste gedicht van de bundel heeft als titel ‘Koppelbaas’, en dat is blijkbaar precies wat een dichter moet zijn. Een koppel-baas. Hij moet verbanden zien tussen dingen die zich aan hem aandienen, en hij moet die verbanden, die voor anderen wellicht niet zo duidelijk zijn, in zijn werk suggereren. Daartoe monteert of hermonteert hij de werkelijkheid. Hij is die werkelijkheid dus de baas en kan er zelfs een nieuwe scheppen: ‘ik zal eens schrijven dat je niet slaapt’, zegt een gedicht. De koppelbaas schrijft echter tegen beter weten in en omdat de drang sterker is dan hijzelf: ‘men weet de boodschap is een bouwval het nieuws vluchtig maar welk / dwaallicht schemert er nu door mijn grijze haar welke zoete onrust zoekt / naar die zachte tourette in mijn tong’.

Het leven is dus de eigenlijke hoofdrolspeler in Bang voor de bal, en dat op twee manieren. Er is in deze bundel veel anekdotiek te vinden, of – beter – de indruk daarvan. Maar het leven is hier ook belangrijk als idee, als tegenpool van de dood. Het leven is de enige optie in wat eigenlijk niet eens een keuze is.

Op de kaft van het boek staat één opgeheven hand op een donkere achtergrond, in de palm ervan staat de titel. Die hand lijkt een halt te willen toeroepen aan wie of wat, ongetwijfeld met een rotvaart, op de persoon afkomt. Ik weet niet waar de hoofdfiguur van Bang voor de bal het meest bevreesd voor is: de dood of het leven. De reekstitel ‘Bang voor de dood’ lijkt die vraag te beantwoorden. Maar uit de bundel blijkt dat ook het leven hard kan aankomen. En een titel als ‘Hartbewaking’ roept niet alleen de gedachte op aan een hartpatiënt en coronary care, hij laat ook denken aan een gevoelige ziel die zichzelf wil beschermen.

Is de bal de dood, dan slaat hij gegarandeerd op een dag de hand weg. Als de bal voor het leven staat, is de afweerhouding nog zinlozer. Want of zij dat nu wil of niet en hoe verkrampt ze ook is, wanneer hij tegen haar aan vliegt, stuurt de hand de bal een bepaalde richting uit. We kunnen bang zijn voor de dood, voor het leven, voor wat aan het rollen gaat als we dit of dat. Maar we kunnen het spel maar beter zo goed mogelijk meespelen. Door leven en dood te zeer te vrezen wordt het leven immers de dood in de pot, en dat is een worst case scenario. In ‘Zegt ze’, één van de mooiste gedichten uit de bundel, lijkt de dood even ondenkbaar als onvermijdelijk, de angst ervoor even zinloos als reëel:

zegt ze

de wind door de twijgen
vindt een knoop

de wind door de twijgen
vindt een stam

struikelt in de slootkant
en vindt deinend water

stuit

ze trekt een cirkel in het zand

het weiland in september ligt er weelderig bij als een rentmeester die
in de bloei van zijn leven het werk neer kan leggen. hoge inzet. oud
geld. een man die desondanks niet plaats wil maken, die het werken is
gaan zien als spelen. hij neemt de zeis om het laatste gras neer te
bedden en op te voeren

hoe kan hier een slotakkoord zijn aanvang vinden
hoe kan hiervoor een instrument uit ons

die bestookt door dromen die we als cruciale bondgenoten zien
een schuur in vluchten bij de minste regen

zegt ze

teken een cirkel op de grond
met twee slapende mensen daarin
om voorlopig

of erger te voorkomen
  
Geen bijgelovig truukje als tekenen in het zand – wat kan herinneren aan schrijven om te blijven én aan wat Jezus deed toen hij op de proef gesteld werd door de schriftgeleerden in de zaak van de overspelige vrouw – zal de dood weghouden. Ook andere maatregelen zijn een maat voor niets. Het enige dat we kunnen doen is het leven leven, en het doorgeven: ‘ergens zingt iemand // kom niet samen / kom niet samen // drijf een wig // maar mijn vrouw houdt mijn week oude nichtje op haar schoot / en ik raak er niet op uitgekeken hoe goed het haar staat // we bespreken hoe het moet met de werkkamer / hoe en waar we zelf dan moeten gaan slapen // een zucht en het kind verdwijnt uit onze gedachten / we slaan een hoek om en zoeken een goed restaurant // stiekem terwijl we al lang over iets anders praten / kijk ik naar het kindje dat niet in haar armen ligt // het ademt en het beweegt / het is er bijna’. In het ook visueel uitgewerkte gedicht waaruit de titel geplukt is, dirigeert een componist op een camping zijn angst naar een deur verderop, en maken twee jongetjes – de ene met meer enthousiasme dan de andere, want ‘bang voor de bal’ lijkt een bijnaam – een afspraak om te gaan spelen. Het slotvers: ‘bang voor de bal schopt’.

Bibliografie: Groenewegen, Hans – (2007) Nieuwe vingers, lange tenen. In: Yang, 43, 1:125-137.

Bron: Poëziekrant, oktober 2007


Achter het venster de angst?

door Pim te Bokkel

Er zit iets in de gedichten van Tsead Bruinja (1974) dat je na de eerste lezing al nieuwsgierig maakt. Zinnen als 'olie winnen uit de teerzanden / stond er in de krant / vanmiddag // toen je niet sliep'. Zinnen die verraderlijk eenvoudig zijn en in de gehoorgang galmen als ze hardop voorgelezen worden. Mooie zinnen die zich lastig laten vangen. Want wat is de noodzaak van die opmerking in een gedicht met de titel Bang voor de dood , waarin de ik-figuur aan de keukentafel van een vakantiehuisje beschrijft hoe zijn geliefde in bed ligt en de slaap niet vat. Wat doet de gedachte aan een krantenkop (welke de hoofdpersoon die middag toen 'de wind het gelui van de klok / meenam naar een ander dorp' ergens las) in een gedicht dat eindigt met de beladen opmerking:

ik zal er niet zijn als je sterft
iemand anders zal je hand vasthouden

(p. 28)

Een banale gedachte tegenover een beladen slotzin. Ineens denk je: 'die geliefde kan elk moment sterven.' Of: 'leeft ze eigenlijk nog wel?' In een zweem van onzekerheid vraag je je af wat die persoon daar nu aan de keukentafel doet. Wat zit hij daar toch gelaten te schrijven! Hij denkt zelfs terug aan een opmerking in de krant. Wordt deze gedachte niet irrelevant na lezing van de slotstrofe? Wie maakt zich nu druk over het procédé van de oliewinning als het ergens onzeker is in welke toestand degene – met wie hij die schone afgelopen dag beleefde – nog leeft?

Herlezing maakt de eerste negen (van de elf) strofen op eenzelfde manier betekenisloos. Het lijkt de banale werkelijkheid te zijn die geschetst wordt; Elvis op een laptop, een stel op vakantie en nog meer details. De tiende strofe schetst in slechts drie regels de herinnering aan een schone dag en dan is er de slotstrofe die alle zin in het voorgaande vermoord. Als lezer bekruipt je een ongemakkelijk gevoel, immers: wat moet je nu nog met al die details?

Een gevoel als dit blijft constant op de achtergrond meespelen bij het lezen van de gedichten in Bruinja's onlangs verschenen bundel Bang voor de bal. Ook al wordt er tegen het einde van de bundel volop taart en fruit uitgedeeld, toch blijft daar die titel. Er is het beeld van een jongetje dat in de mist, op een zaterdagochtend bang is voor de bal die hem zo gemeen dreigt te raken.
Onzekerheid. Je wil het begrijpen.

Wie aan de bundel van Bruinja begint voelt zich al snel machteloos. Hij wordt overladen met vele pagina's gedichten, details; op het eerste gezicht banale of betekenisloze bekentenissen. En hoewel het onzeker is of dit alles wel te begrijpen is, je wil toch op zijn minst een poging doen. Ook al is het begrip uiteindelijk slechts een kleine, ongemakkelijke zekerheid die je even de rust geeft een nachtje te slapen.

Na overvallen te zijn door een gevoel van machteloosheid vond ik een ingang in het hierboven geschetste gedicht 'Bang voor de dood'. De letterlijke overeenkomst met de titel van de bundel was te groot om te negeren. Maar er zijn meer aanwijzingen die de verdrinkende lezer houvast bieden, zo is er ook nog het titelgedicht 'Bang voor de bal door het winkelraam'. Het is vormgegeven als een Word-tabel, waarvan de eerste twee rijen uit drie kolommen bestaan en de laatste uit één. De tabel beeldt de kozijnen van een winkelraam uit. Het gedicht roept, samen met de voorkant van de bundel, het idee op dat alle gedichten in de bundel wellicht vensters zijn door welke de lezer als in een dierentuin de angst beschouwt. Een vooroordeel dat zeker bruikbaar is als werkhypothese bij het lezen van de bundel. Een verdere lezing levert echter wel enkele kanttekeningen op.

In het titelgedicht wordt Bang voor de bal opgevoerd als personage: 'met wie / met bang voor de bal'. We lezen verder, in de vierde cel:

vanaf het einde van deze straat
kruipt onder de stenen door
aan een zijden draadje
mijn zin om te spelen

(p. 16)

Naast deze in het midden van de winkelruit geplaatste strofe, lezen wij hoe een componist op een camping zijn angst naar een volgende tent dirigeert. Daarnaast staat geschreven:

zijn moeder hangt op
als ik aanbel
bang voor de bal
staat op

(p. 16)

Langzaam ontstaat het beeld van een jongetje dat een vriendje belt om te spelen, op vakantie te gaan, of muziek te maken. Om dingen te doen die kinderen zo vrij kunnen doen en volwassenen vaak spielerei noemen. Het spel dat de twee uiteindelijk spelen wordt in het gedicht uitgebeeld als een tweeregelige opsomming van dingen: 'krulspelden stoppelvelden mollenhopen dauw / bang voor de bal schopt'.
Het jongetje dat bang voor de bal is schopt nu zelf. Is dit een overwinning van de angst? Of is het uiteindelijk toch een instandhouding ervan? Bang voor de bal schopt en maakt hij daarmee niet juist iemand anders bang?

Wie er nu bang is, lijkt een gerechtvaardigde vraag. Met het personage Bang voor de bal hebben we kennis gemaakt, maar is Tsead Bruinja zelf niet ook bang? In gedichten als 'Specialist op het gebied van kozijnen' lijkt hij op zoek naar de mogelijkheden van een kind. Een kind dat wellicht onvermijdelijk bang voor de bal is. Is die angst voldoende reden om geen kinderen te nemen?

In het gedicht Bang voor de dood voert hij zijn geliefde op. En, als we mogen aannemen dat Bruinja zelf de hoofdpersoon van zijn gedichten is, volgt al snel het oordeel dat hij openhartig over zijn belevenissen spreekt. Hierbij schuwt hij, de schaamte voorbij, de angst niet. Hij spreekt over het fenomeen 'bioscoopbroek' en bekent dat hij van types houdt 'die hun hart op hun tong dragen / die hun zwakke plekken niet verbergen // net als bono'. Ontboezemingen waarbij je als lezer soms toch achterblijft met een gevoel van plaatsvervangende schaamte. Een verwrongen glimlach op je smoelwerk, of een knoop in je adamsappel die je maar al te graag wegwuift met de aanname dat het gelezene slechts fictie is. Middels deze fantasie hoop je die ongemakkelijke waarheid te ontvluchten. Bijtend is echter die constante dreiging die Bruinja's bundel doorwasemt. De ironie die zich opdringt wanneer we tot de conclusie willen komen dat het spel, de vakantie, of wellicht zelfs ('kruipt onder de stenen door / aan een zijden draadje / mijn zin om te spelen') de poëzie de oplossing is. Bang voor de bal vluchten wij in het spel, maar zien ons telkens geconfronteerd met de dreiging van die bijtende bal tussen je benen.

als ze zeggen
je hebt een bloedneus
zeg ik
nee jij

(p. 72)

Soms lijkt Bruinja te doen of zijn neus bloedt. Tenminste, als lezer hoop je dat hij doet alsof. Deze gedachte biedt je enige houvast. De waarheid dat Bruinja's neus werkelijk bloedt is wellicht te gewaagd voor een interpretatie van zijn gedichten. De zichzelf respecterende lezer verkeert toch liever in de naïviteit dat elk woord een talige – in tegenstelling tot een vleselijke – bestaansreden heeft. Of Bruinja daadwerkelijk uit zijn neus bloedde, en of hij dit deed uit vrijgevigheid (om ons lezers iets duidelijk te maken) is iets wat je als lezer na aanschaf van de bundel slechts kan vermoeden. De dichter is niet aanwezig om uitsluitsel te geven. Het belangrijkste is echter dat Bang voor de bal een bundel is die je ook zonder de dichter aangrijpt. Het biedt je niet slechts de mogelijkheid om door het venster van de poëzie de angst te bekijken. Wie de angst enkel zo benaderde zou slechts tot een oppervlakkig begrip komen. Wie meer wil moet zich erin onderdompelen, verdrinken en vervolgens naar adem snakkend boven komen. Angst is niet iets dat zich laat opsluiten in de etalage van een winkel. Dat heeft Tsead Bruinja goed begrepen.

Bron: In Letterland, juni 2007


Gelukkige en goede poëzie

door Wytske Visser

"Ze kan niet vangen," zei de kleuterjuf tegen mijn vader. Tja, vijf jaar oud en dan nog steeds niet kunnen vangen; bang voor de bal dus. Als dat maar goed zou komen. Gelukkig was lichamelijke oefening niet iets waar we in hoefden uit te blinken. En de discussie met mijn vader was denk ik snel afgelopen.

Met dat vangen van de bal is het eigenlijk nooit meer goed gekomen. Je zou het kunnen wijten aan een slechte oog-hand-coördinatie, een hekel aan gym, meer van die dingen. Maar over sport schrijft Bruinja niet. Een bal komt eigenlijk niet eens voor in zijn nieuwe bundel Bang voor de bal, laat staan het niet kunnen vangen ervan. Na de bundel een aantal keren gelezen te hebben, lijkt de titel ervan eerder te slaan op een nieuwe invloed in zijn leven. De bal zou wel eens het geluk kunnen zijn, geluk dat een beetje op je af is komen suizen en waar je soms niet snel genoeg op kunt reageren. En misschien schuilt er angst voor dit geluk in hem, of misschien wel voor de breekbaarheid ervan, waar zoveel dichters vóór hem over schreven?

Maar wat is dan dat geluk in de nieuwe bundel van Bruinja? Er zijn wat dingen veranderd die misschien met deze gemoedstoestand te maken hebben. Bruinja is in de eerste plaats van uitgever veranderd. In plaats van door het vertrouwde Contact is deze bundel uitgegeven door Cossee - toch iets serieuzer werk, met veel interessante buitenlandse schrijvers als J.M. Coetzee en David Grossman in het fonds. Ook het uiterlijk van de bundel is daardoor veranderd. Was Batterij (2004) nog gezet in een bijzonder lettertype, Bang voor de bal is eigenlijk een klassieke bundel geworden, met een ‘net' lettertype.

Nieuwe levensfase

De grootste verandering, die misschien ook de meeste invloed had, is dat de dichter vorig jaar getrouwd is. Het lijkt misschien een kleine verandering, maar in de bundel is er sprake van een aantal gedichten waarin deze nieuwe 'levensfase' ter sprake komt. Het geluk dat dat lijkt te hebben gebracht, klinkt door in verschillende gedichten, zoals in de laatste regels van Specialist op het gebied van kozijnen, waarin Bruinja stilstaat bij een prille kinderwens:

maar mijn vrouw houdt mijn week oude nichtje op haar schoot
en ik raak er niet op uitgekeken hoe goed het haar staat

we bespreken hoe het moet met de werkkamer
hoe en waar we zelf dan moeten slapen

een zucht en het kind verdwijnt uit onze gedachten
we slaan een hoek om en zoeken een goed restaurant

Er staan heel wat praktische bezwaren in de weg voor deze dromen. En hoewel deze regels erg zoet zijn, is het te waarderen dat Bruinja de kwetsbare, gevoelige zinnen niet schuwt. Het is beter dan geforceerd een nieuw beeld te zoeken voor het eventuele plezier van een baby, of voor veranderingen in een leven.

Benauwd

Maar de bundel gaat niet alleen over het huwelijk en wat daar zoal bij komt kijken. En Bang voor de bal is ook zeker geen bundel met slechts kwetsbare zinnen. Evenals in Batterij is er ruimte voor het experiment; er zijn een paar bijna prozaïsche gedichten en een gedicht dat zich binnen een tabel laat lezen. Ook zijn er terugkerende elementen. Zo komt een oud-collega uit een Friese supermarkt terug en schrijft Bruinja over hondenclubs en Oprah. Een bijzonder gedicht is Een benauwde dag, een van de meeste kale gedichten in de bundel waarin in slechts weinig woorden het gevoel van een specifieke dag wordt opgeroepen:

de grond wordt op de aarde
gedrukt als een boodschap
op het hart

de lucht achter de bomen
loopt vast

De korte regels geven voelbaar weer wat er gebeurt als er weinig ruimte is voor adem, voor nieuwe gedachten bijvoorbeeld. Want ze vinden geen gehoor, er is geen voedingsbodem voor ze. Er klinkt zwaarte door in het gedicht. Er is niet alleen de benauwdheid van een warme dag, maar deze heeft ook invloed op het 'gemoed', zo blijkt uit de tweede regel, waarin het gewicht van de warme aarde dingen onmogelijk maakt: "wij schatten de afstand/ en blijven van elkaar af". En in dit gedicht klinkt dan weer een beetje Friesland door, de provincie waar Bruinja opgroeide en die een belangrijke rol speelde in verschillende bundels. En niet alles lijkt dan veranderd, want Bruinja schrijft nog steeds mooie poëzie in soms kale zinnen. Gelukkig zijn en goede gedichten schrijven gaan voor een hedendaagse dichter blijkbaar goed samen.

Bron: http://www.8weekly.nl/, 12-05-2007


Dichter Bruinja schakelt gevoel uit

door Eric Kok

De Friese dichter Tsead Bruinja (1974) heeft naam gemaakt als modern en tegelijk romantisch dichter. Hij schreef vier bundels in het Fries, en onlangs kwam zijn derde bundel in het Nederlands uit, 'Bang voor de bal'.Daarin lijkt hij zijn gevoelens op een afstand te houden: "hij dirigeert/ zijn angst/ naar een deur verderop". En: "lees geen odes mijn zoon/ lees de dienstregelingen die zijn secuurder".Hij schrijft strikt in alledaagse (onpoëtische) woorden, sober en achteloos. Zijn gedichten zijn verhaaltjes met vreemde gedachtesprongen, zonder diepgang: "ik weet het/ er liggen betekenissen op de loer/ die dit gedicht kunnen bederven". Niet voor niets kiest hij kale, emotieloze gedichten van F. van Dixhoorn als motto. Wat overblijft, is het essentiële. Bruinja beschrijft vaak met liefde zijn partner Saskia, bijvoorbeeld als ze ligt te slapen of als ze een kind op schoot heeft. Het zijn de beste, de meest betrokken gedichten, zoals 'Herhaald verzoek':"ik kijk om me,heen/ ener is nietsnieuwsniets oud/ dat ik open kandoen//jij klopt aan// (...)en ik heb de meest waardelozeknieën// en ik vraag je// elkeochtend dat jij je ogen opendoet/om de wereld nieuw te maken//vraag ik je weer".

Bron: Haarlems Dagblad, 31-03-2007

 


 

De lyricus geeft zich over

door Hans Groenewegen

In zijn derde Nederlandstalige dichtbundel (hij publiceert ook in het Fries) slaat Bruinja (1974) nieuwe wegen in. Zijn beide eerste bundels hadden een sterk lyrisch uitgangspunt. Muzikaliteit stuurde zijn verzen meer dan inhoudelijke overwegingen. Daarbij gaf hij ruimte aan grillige, surrealistische associaties. Al is lyriek niet geheel uitgebannen, 'Bang voor de bal' bevat meer gedichten die zorgvuldig zijn geconstrueerd. Grilligheid is gevolg van bewuste breuken. De dichter noemt zich een 'koppelbaas'. Hij koppelt ongelijksoortige elementen, en test daarmee hoeveel spanning een gedicht kan verdragen. De lyricus geeft zich over. De constructeur staat meer boven zijn stof. Dat uit zich in deze bundel een toegenomen aantal anekdotische gedichten en een reeks ready mades. Bruinja toont zich een dichter die niet bang is gewonnen posities te heroverwegen en andere mogelijkheden te onderzoeken. Daarom is hij een van de interessantste onder de jongere dichters.

(NBD|Biblion recensie, Redactie)


Analyses van een kleine wereld

door Inge Heslinga

“Bij het gedicht ‘na zijn dancing days was er de vrouw met de spons' is het handig om te weten dat een klophengst een hengst is die met gebruik van twee mokers is gecastreerd”. Deze zin komt uit de aantekeningen die achterin de nieuwe bundel van Tsead Bruinja zijn opgenomen. Deze uitleg is typerend voor de dichter die zijn eigen wereld op poëticale wijze probeert in kaart te brengen en die toegankelijk wil maken voor zijn lezers. Geen moeilijke woorden, eenvoudige zinnen en een alledaagse thematiek. Maar wel met een flinke saus van wereldleed, verbazing, tederheid en een vleugje muziek.

Na vier Friestalige en twee Nederlandstalige dichtbundels verscheen van Tsead Bruinja (1974) begin dit jaar weer een Nederlandstalige bundel, getiteld Bang voor de bal. Met deze nieuwe publicatie wilde Bruinja naar eigen zeggen toegankelijker en anekdotischer schrijven en daar lijkt hij redelijk in geslaagd te zijn. In de vierenveertig gedichten, verdeeld over zes hoofdstukken, stipt de dichter thema's aan die afkomstig zijn uit de huiselijke en relationele sfeer, maar tevens komen thema's aan bod als oorlog en onverdraagzaamheid. Met een wat kinderlijke blik aanschouwt en analyseert de dichter de veranderende wereld om hem heen en weet dat op een zo nu en dan zwaar poëtische toon te verwoorden.

Een belangrijke inspiratiebron voor Bruinja is muziek, en dan met name de rockmuziek van grootheden uit de jaren zeventig en tachtig. Vijf van de zes hoofdstukken worden ingeleid door citaten uit nummers van Marillion, Roger Waters (de man achter Pink Floyd) en de Dire Straits. Het motto van de bundel past precies in dit rijtje en is afkomstig uit het nummer ‘Games without frontiers' van Peter Gabriel. Een goede en veilige keus, de titel van dit klassieke nummer roept natuurlijk gelijk associaties op met de titel van de dichtbundel. Het bang zijn voor de bal benadrukt de angst die iemand kan hebben voor een ongevaarlijk voorwerp als de bal, wetende dat die bal in verkeerde handen toch voor een pijnlijke confrontatie kan zorgen. Zoiets als bang zijn voor de wereld en bang zijn voor een wereldijke macht in verkeerde handen, inderdaad.

Het gedicht ‘bang voor de bal door het winkelraam' is het meest opvallende gedicht in de bundel. De tekst van het gedicht is namelijk in zes stukken verdeeld en geplaatst in wat nog het best te omschrijven is als een tabel. Het blijkt de kale omtrek van het winkelraam in de titel te zijn. Een leesaanwijzing ontbreekt, waardoor het gedicht op vele manieren gelezen kan worden. Oorspronkelijk stond dit gedicht op het winkelraam van een galerie in Middelburg, waar de leesvolgorde dus bepaald werd door voorbijgangers die de galerie links of rechts passeerden..

Opbouw

Evenals in zijn vorige bundels schrijft Bruinja ook in Bang voor de bal sterk enjamberende gedichten. Met name in het hoofdstuk ‘vader storen' wordt deze stijlfiguur veel gehanteerd. Zo komt men in het gedicht ‘pelikanenbek' strofes tegen als “ kromme schuit / waarin visjes / spartelen ” en “ terwijl wij kinderen / door de botten // van een maquette / rennen ”. Zeker bij dit laatstgenoemde voorbeeld kan men zich afvragen waarom de dichter heeft gekozen om op deze wijze de versregels af te breken en vooral waarom hij er twee strofes van gemaakt heeft door er een witregel tussen te voegen. Omdat de twee strofes niet los van elkaar lijken te kunnen functioneren, ontstaat de indruk dat dit stijlfiguur toegepast is om het allemaal nóg iets poëtischer te laten lijken en schaadt de overdaad uiteindelijk het gedicht.

Een groot deel van Bruinja's gedichten is opgebouwd uit strofes van twee versregels. Deze distichons worden in de nieuwe bundel vaak afgewisseld met zowel drieregelige strofes als enkele versregels. Die losse versregels kunnen bij Bruinja bestaan uit een volledige zin (“ een echte drinker spoelt zijn flesjes niet om ”), een kleine woordgroep (“ ja joh ”) of een enkel woord (“ inkoppertje ”). Opvallend zijn daarom het handjevol gedichten waarin Bruinja een stukje proza, zowel ongebonden als poëtisch,  als een strofe onderdeel van het geheel laat uitmaken. Dit doet hij bijvoorbeeld in de gedichten in ‘jurk/ waarom wil ik met je praten?' en in ‘zegt ze'. Deze twee gedichten zijn de enige gedichten in de bundel waarin heel summier interpunctie wordt gebruikt. Hieronder volgt een voorbeeld uit ‘zegt ze', en let daarbij ook op de aardige vergelijking tussen een weiland en een rentmeester:

“(…)

stuit

ze trekt een cirkel in het zand

het weiland in september ligt er weelderig bij als een rentmeester die in de bloei van zijn leven het werk neer kan leggen. hoge inzet. oud geld. een man die desondanks niet plaats wil maken, die het werken is gaan zien als spelen. hij neemt de zeis om het laatste gras neer te bedden en op te voeren

hoe kan hier een slotakkoord zijn aanvang vinden
hoe kan hiervoor een instrument uit ons

die bestookt door dromen die we als cruciale bondgenoten zien
een schuur invluchten bij de minste regen

(…)”

Twee andere gedichten die de aandacht trekken waar het gaat om vermenging van proza en poëzie, zijn het openingsgedicht ‘koppelbaas' en het prozagedicht ‘schuim'. In ‘koppelbaas' wordt door het taalgebruik en de lange zinnen de schijn gewekt dat de twee strofes van het gedicht bestaan uit twee stukken versregelloze tekst, oftewel proza. Die schijn bedriegt in dit geval. Door de bladspiegel kan niet met zekerheid beweerd worden dat álle versregels los van elkaar staan, maar toch zijn er op basis van die bladspiegel en de uitlijning van de tekst wel enkele losse versregels binnen de strofes aan te wijzen.

‘Schuim' is een klein prozagedicht over twee geliefden in de badkamer van een hotelkamer, dat verwoord wordt in wat één enkele zin van zo'n honderdvijftig woorden lijkt te zijn: “(…) ik kom erbij ik kom eraan nog even en ik heb een baard een hoed en een snor van schuim het water stijgt de bergen storten langzaam in als ik uitstap (…)”. Interpunctie zou dit gedicht zeker leesbaarder hebben gemaakt, maar door de afwezigheid daarvan is men verplicht om het gedicht in een ruk uit te lezen, wat het verliefde, speelse en onbezorgde gevoel, dat spreekt uit de vrolijke thematiek van het gedicht, juist versterkt.

Kleine wereld

De lezer die in poëzie op zoek is naar vernieuwing in taal of vorm, is bij Bruinja niet aan het juiste adres. Deze Amsterdammer van Friese origine schijft heel degelijke gedichten, maar bijna nergens wordt het echt spannend. Op sommige momenten beginnen de poëtische beschouwingen van Bruinja's wereld, die vooral lijkt te bestaan uit zijn vrouw, boeken en televisie en die daardoor niet zo groot is, te vervelen. Bruinja lijkt door zijn wat afstandelijke analyse van wereldse gebeurtenissen zo nu en dan ver verwijderd van diezelfde wereld. Het voelt zich verheven, maar heeft niet in de gaten dat hij door die verhevenheid minder grip heeft op zijn wereld. De gedichten van Bruinja zijn zeker niet slecht, eerder wat eentonig. Uiteraard is er ook een aantal gedichten in de bundel opgenomen die zeker het lezen en herlezen waard zijn, zoals ‘graat', ‘bang voor de dood' en het al eerder genoemde ‘schuim'. 

Leuke vondsten als “ hun leven is een koelkast / waaruit je na een nacht zwaar drinken / een goed belegde boterham / vandaan tovert ” in ‘specialist op het gebied van kozijnen' en “ mijn huisgenoot is de man die adhd uitvond / een jonge en onervaren burgemeester / van zijn eigen bloedbaan ” in ‘burgemeester' fleuren de zwaar poëtische toon van de wereldbeschouwingen een beetje op, evenals het luchtige gedicht ‘cor':

“ (…)
cor heeft een gat in zijn broekzak waar de hand van zijn vriendin doorheen past
hij heeft vijf schipperstruien vijf spijkerbroeken en een paar kisten

terwijl hij met zijn harige armen
de stinkende bloemkool uit de koeling haalt
en ik de lege flessen inneem
vertelt hij over zijn vriendin
(…)”

Een aardige anekdote is dat Bruinja in december van 2004 al eens de zogenaamde Gouden Lykdoarn voor het grootste cliché in een gedicht in ontvangst mocht nemen. Toen won hij die ‘prestigieuze' prijs, die in het leven was geroepen door Doar.nl, met de zin 'soest sizze kinne / dat er yn syn muzyk wennet / je zou kunnen zeggen / dat hij in zijn muziek woont'. Als die prijs ooit nog weer eens uitgereikt wordt, dan maakt hij met een fragment uit zijn gedicht  ‘Herhaald verzoek' weer een goede kans: “ en er zijn cafés er zijn boeken / die ik open kan doen // er zijn tafels / waar mensen aan zitten ”. Het gedicht ‘In de duinen', waarin de ik-persoon “ verzand [t] in een grap ” gooit daarbij ook hoge ogen.

Mp3's

Een belangrijk aspect van poëzie is, volgens Bruinja, dat een gedicht goed klinkt. De melodie en het ritme moeten er voor zorgen dat een gedicht goed loopt en dus ook goed in elkaar zit. Wie wil controleren of de gedichten uit Bang voor de bal ook goed klinken, kan naar de website van Bruinja surfen. Daar kan men van alle gedichten een audiofile beluisteren, die Bruinja zelf op een bezwerende toon heeft ingesproken. Ook kan men daar twee mp3's terugvinden van voordrachten, met de muzikale begeleiding van Jaap van Keulen.

Bron: Farsk, maart 2003


Liever geen odes, dienstregelingen!

door Arie van den Berg

In 1968 kreeg Hans Vlek zowel de Reina Prinsen Geerligsprijs als de Jan Campertprijs voor zijn derde dichtbundel Een warm hemd voor de winter. Kenmerkend voor deze bundel was dat Vlek de werkelijkheid van de straat tot poëzie maakte. Het motto vóór in de uitgave liet er geen twijfel over bestaan dat de dichter de lier van het oude vakwerk in de wilgen hing. 'Lies keine Oden, mein Sohn, lies die Fahrpläne: / sie sind genauer,' citeerde hij 'Ins Lesebuch für die Oberstufe' van Hans Magnus Enzensberger.

Ik was verrast deze anderhalve regel uit een Duitse bundel van 1957 bijna vijftig jaar later terug te vinden bij Tsead Bruinja. 'Dienst' heet het gedicht waarin hij naar Enzensberger verwijst. Het eerste couplet ervan luidt:

ik laat mij graag de wet voorschrijven door een ander
zo draagt enzensberger me op lees geen odes mijn zoon
lees de dienstregelingen die zijn secuurder
dus begeef ik me naar het dichtstbijzijnde bushok
tien over half kwart voor en een op het hele uur
onder het bord wacht een reiziger op ontbinding
zijn mond praat niet langer met zijn ontruimde hoofd
wat daar nog woont heeft vertegenwoordi- ging nodig

Van voorschrift naar bushok naar Alzheimer. Bruinja hanteert in Bang voor de bal een meanderende stijl. Zijn eigen invallen en gedachten staan niet buiten spel, maar steeds opnieuw bepaalt de werkelijkheid van alledag de richting van het gedicht. Bruinja weet daarbij wat hij doet, dus stuurt hij bij waar hij kan en benoemt hij. Afwegend soms, zoals in de regels 'er liggen betekenissen op de loer/ die dit gedicht kunnen bederven'. Soms ook kalm concluderend, zoals in 'vroeger schreef ik gedichten over mijn vader en moeder/ over opa's en oma's met een rustiek en pijnlijk verleden // nu luister ik naar mijn buurman'.

Beide citaten komen uit 'Specialist op het gebied van kozijnen'. Dit gedicht is typerend voor wat Bruinja in de 44 verzen van zijn derde bundel nastreeft. Er is zeker verwantschap met Hans Vlek anno 1968; ook in Bang voor de bal is de werkelijkheid van de straat het onderwerp van poëzie. Maar er is ook een duidelijk verschil. Sampling was voor Vlek nog een onbekend begrip. Tsead Bruinja daarentegen lijkt zich te hebben ingeprent dat het materiaal voor gedichten per definitie ongelijksoortig is. Dat hij tot tweemaal toe een citaat van F. van Dixhoorn als motto kiest, is veelzeggend. F. van Dixhoorn is immers bij uitstek een dichter van het ongelijksoortige.

Bruinja's poëzie is caleidoscopisch, maar niettemin lyrisch. Het is even wennen, al die inhoudelijke dwarspaden en kruisingen. Bruinja is ook minder introvert dan in Dat het zo hoorde (2003) en Batterij (2004), maar de regelval is nog even uitgekiend en ook nu weer klinkt er muziek in de taal. Een mooi voorbeeld daarvan is 'Jurk / Waarom wil ik met je praten?' Drie pagina's lang bezingt dit gedicht in 32 korte, opsommende coupletten de evolutie van mens en wapentuig. 'Niet iedereen droeg dezelfde huiden,' stelt de zes na laatste strofe. 'Daarom knuppel in het hok,' vervolgt Bruinja dan, 'knuppel naast de klok / pistool onder het kussen / beter gereedschap / huizen afbreken / hier begint een lied.'

Ook in Bang voor de bal zijn er weer gedichten over liefde. De vrouw van de dichter is dan meestal onderwerp, en net als in Vromans gedichten voor Tineke zindert er in Bruinja's amoureuze passages een gloedvolle warmte tussen de regels. Heel nadrukkelijk, want erotisch, is dat het geval in de eerste coupletten van 'Het geld het fruit en de familie'; zachtmoediger gloeit het slot van 'Specialist op het gebied van kozijnen':

maar mijn vrouw houdt mijn week oude nichtje op haar schoot
en ik raak er niet op uitgekeken hoe goed het haar staat

we bespreken hoe het moet met de werkkamer
hoe en waar we dan zelf moeten gaan slapen

een zucht en het kind verdwijnt uit onze gedachten
we slaan een hoek om en zoeken een goed restaurant

stiekem terwijl we al lang over iets anders praten
kijk ik naar het kindje dat niet in haar armen ligt

het ademt en het beweegt
het is er bijna

Zo lyrisch en genegen kan Bruinja zijn, maar bij tijden ook is zijn pen vlijmscherp. Op het aforistische af soms, zoals in 'Vier Henry's', dat de Nobelprijswinnaar Kissinger over de hekel haalt. 'Vier henry's liggen strak in het pak met hun buik / op een stoel door de lucht te zwemmen,' opent het. Daarna ontvouwt zich een discussie met prangende regels als 'ik neem liever een fout besluit / dan dat ik op de wijsheid wacht' en 'het universum is een onmenselijk decor / waarin men onmogelijk slachtoffer kan zijn'. Alle toonaarden zijn in Bang voor de bal vertegenwoordigd. Soms bitter, soms humoristisch. Maar steeds met een rake lijn naar wat werkelijkheid heet.

Bron: NRC, 23-03-2007


'Soms zelfs bezwerend'

door Vrouwkje Tuinman

Tsead Bruinja houdt van Marillion, Peter Gabriel en Dire Straits én hij komt er gewoon voor uit. De hoofdstukken uit Bang voor de bal worden bijna allemaal ingeleid door citaten uit een meer of minder symfonisch rocknummer. Het geeft een wat epische sfeer aan zijn derde Nederlandstalige (Bruinja schrijft ook in het Fries) bundel. De dichter werkt inderdaad verhalend, soms zelfs bezwerend. Als hij het heeft over je veilig proberen te voelen, bijvoorbeeld. Of over controledwang, in een hilarisch hoofdstuk over een hondenvereniging. 'Vroeger schreef ik gedichten over mijn vader en moeder / over opa's en oma's met een rustiek en pijnlijk verleden'. Inmiddels gaat het over Bruinja's eigen tijdperk. Hij monteert beelden en stemmingen aan elkaar. Aards wordt hij als het over de liefde gaat: 'mijn vrouw houdt mijn week oude nichtje op haar schoot / en ik raak er niet op uitgekeken hoe goed het haar staat'.

Bron: La Vie en Rose, maart/april 2007


Het valt niet mee!

door Hanz Mirck

Het valt niet mee, een recensie schrijven over een bundel van Bruinja. Ik nam het me voor en had er zin in, ben er enthousiast over. Maar kan ik in 300 woorden zeggen waarom? Had Bruinja daar geen rekening mee kunnen houden toe hij, om een klein voorbeeldje te noemen, het gedicht ‘specialist op het gebied van kozijnen' schreef?

‘Het regent en de specialist op het gebied van kozijnen zegt / dat het aan het werk van zijn mannen niet kan liggen / [...] vroeger schreef ik gedichten over mijn vader en moeder [...] nu luister ik naar mijn buurman [...] ik weet het // er liggen betekenissen op de loer / die dit gedicht kunen bederven [...] maar mijn vrouw houdt haar week oude nichtje op haar schoot [...]we bespreken waar we dan zelf moeten gaan slapen stiekem [...] kijk ik naar het kindje dat niet in haar armen ligt / het ademt en beweegt / het is er bijna'.

De doorkijkjes die Bruinja ons voorschotelt bieden een vergezicht zover ons oog reikt. ‘de brug zien / en hem wegdenken', klinkt als Nachoem Wijnberg's ‘een vogel waar een vogel is uitgehaald en weer in is teruggezet' maar grappiger, droger, Fries-nuchter. Het glas is doorzichtig maar ook beschreven, zoals in het titelgedicht ‘Bang voor de bal door het winkelraam' waar de ruit is vlakken is ingedeeld waar ‘bang voor de bal' een voetballer is en tegelijk de angst voor breken van het glas, een doorbraak naar het eindeloze.

Verder kom ik niet met mijn hopeloos eenduidige recensentenvocabulaire. Bruinja daarentegen schrijft prachtige muzikale en veelbetekende dingen, waarin altijd zijn gedrevenheid doorklinkt: ‘ik moet erlangs / terwijl cor vertelt over zijn vriendin [...] ik heb winkels afgezocht om mijn hoofd door zijn trui te kunnen steken [...] ik mag de tel niet kwijtraken / ik moet erlangs'. Het past mij ruim baan te maken voor Bruinja.

Bron: Krakatau, nr 43, 2007


't Kind dat niet in haar armen ligt; De verwondering in de poëzie van Tsead Bruinja

door Piet Gerbrandy

Saskia zou weleens kunnen uitgroeien tot de nieuwe Tineke. Al meer dan een halve eeuw bezingt Leo Vroman zijn geliefde op een ogenschijnlijk zo onbevangen wijze, dat de lezer zich opgenomen denkt in de intimiteit tussen de dichter en zijn Muze. Catullus richtte zich publiekelijk tot Lesbia, Huygens tot zijn 'Sterre', Ter Balkt droeg menig gedicht op aan 'W.W.', maar geen dichter ging in zijn openheid zo ver als Vroman.

Getuigt dat van compromisloze eerlijkheid en authenticiteit, of is het een literaire truc? Die vraag dringt zich op bij lezing van de nieuwe bundel van Tsead Bruinja, die drie ontroerend verliefde gedichten opdraagt 'aan mijn vrouw Saskia'.

Het laatste gedicht van de bundel, waarin de dichter op een dakterras zit te lezen, eindigt met de woorden: 'mijn vrouw slaapt'. Tijdens een optreden merkte Bruinja vorig jaar op dat Saskia zich beklaagd had over het feit dat ze in zijn gedichten altijd sliep. De klacht heeft effect gehad:

op mijn laptop op de keukentafel
van het vakantiehuisje maakt
elvis zijn comeback

ik zal eens schrijven dat je niet slaapt

Het gedicht kabbelt schijnbaar achteloos voort, in een fragmentarische stijl die enigszins aan Martin Reints herinnert. Gedachten aan de geliefde versmelten met beelden van Elvis, het interieur van het huisje en flarden van het wereldnieuws: 'olie winnen uit de teerzanden/ stond er in de krant/ vanmiddag'. Na een witregel vervolgt de dichter melancholisch:

toen je niet sliep
en de wind het gelui van de klok
meenam naar een ander dorp
op dezelfde heuvel

ik zal er niet zijn als je sterft
iemand anders zal je hand vasthouden

Vanwaar die aandacht voor slaap? Bruinja is een dichter die ontspannen, ontvankelijke poëzie wil schrijven. Het is de kunst in een bewustzijnstoestand te geraken die je in staat stelt je over te geven aan wat zich voordoet, zonder direct in te grijpen met verklaringen, categorisering en uitsluiting, oordelen en plannen. Deze dichter is niet iemand die knopen doorhakt. Hij verwondert zich over de onnavolgbare windingen en laat ze liever intact.

Tegelijkertijd staat Bruinja midden in de wereld, die hij niet alleen geamuseerd, maar ook met zorg beschouwt. Zo biedt een van de gedichten een cultuurhistorische visie op het ontstaan van samenlevingen, oorlog en xenofobie: 'voordat men praten kon, werd er gezongen en omdat die zang handig bleek om te onthouden uit welke boom men het beste een goeie/ knuppel kon maken, bleef men zingen.// of: het zingen zelf bleek belangrijker dan de tekst, daarom bleef men zingen.// het hanteren van knuppels bleek belangrijker dan het praten over de knuppels.' Poëzie en agressie gaan gelijk op.

Bruinja laat zich inspireren door de wereldgeschiedenis. In twee gedichten wordt een ontluisterend beeld van Henry Kissinger geschetst: 'vier henry's liggen strak in het pak met hun buik/ op een stoel door de lucht te zwemmen'. Maar deze poëzie reageert ook verbazingwekkend snel op de actualiteit, want in 'Promodag van de hondenclub', waarin onder meer 'drie prominenten uit het hondenwereldje' figureren, lezen we ineens: 'dion graus van beesten met dion (...) kwam en deelde flyers uit/ voor een nieuwe rechtse partij'. Het gedicht wordt gevolgd door het verslag van een treurig uitstapje ('hij had de hele dag bij de infostand staan pimpelen') en een readymade over hondenrassen: 'deze kenner kan u inlichtingen geven omtrent raskenmerken'. Het pijnlijke is dat dit fragment de titel 'Sons & daughters' draagt. Impliceert voortplanting niet altijd zorgvuldige teeltkeuze? Zijn we eigenlijk allemaal diep in ons hart racistisch?

Dat Bruinja zich afvraagt of je in het huidige tijdsgewricht kinderen op de wereld moet zetten, blijkt uit verscheidene verwijzingen naar vaderschap. Sommige strofen zijn van een dermate kwetsbare tederheid, dat de lezer zich blozend afvraagt of hij zijn blik niet moet afwenden: 'maar mijn vrouw houdt mijn week oude nichtje op haar schoot/ en ik raak er niet op uitgekeken hoe het haar staat// we bespreken hoe het moet met de werkkamer/ hoe en waar we dan zelf moeten gaan slapen'. Het gedicht eindigt zo:

stiekem terwijl we al lang over iets anders praten
kijk ik naar het kindje dat niet in haar armen ligt

het ademt en het beweegt
het is er bijna

Heel poëzieminnend Nederland zit zich het komend jaar af te vragen: wordt het een jongen of een meisje? Slaap wel, Saskia. Piet Gerbrandy

Bron: De Volkskrant, 23-02-2007


De werkelijkheid bezweren

door Remco Ekkers

Is Tsead Bruinja voor de Randstad-provincialen (zij verlaten immers zelden hun provincie en spreken alleen huiverend over het Hoge Noorden) een exotische figuur? De boerenjongen die eerst opgroeit in het onvoorstelbaar lege en nachtelijk donkere landschap van Rinsumageest en later als puber in Kollum en die ondanks de dorpse omgeving veel weet van de muziek van zijn generatie en die dan ook nog als nerd een progressieve en geavanceerde smaak blijkt te hebben - moet zo'n jongen niet op hun verbeelding werken?

Na zijn studie Engels in Groningen, die hij al gauw verving voor het organiseren van dichtersbijeenkomsten, het optreden met en publiceren van Friese en Nederlandse poëzie, gaat hij in Amsterdam wonen en blijkt daar wonderwel zijn plek te vinden. Enerzijds een Einzelgänger, anderzijds een krachtige en zelfbewuste organisator, enerzijds charmant, anderzijds een Draufgänger. Is dat het geheim van het succes van de dichter? De juiste man op de juiste plaats op het juiste moment? Hij kan weergaloos goed netwerken. Als hij ergens optreedt, weet via een piramide-actie op internet iedere geïnteresseerde het binnen een paar dagen.

Er moet meer zijn. Zijn gedichten hebben de kwaliteit die bij zijn positie past. In zijn nieuwe bundel 'Bang voor de bal' staan weer vele soorten gedichten: felle, tedere, politieke, droog-humoristische en treffende ready-mades, en altijd gekenmerkt door sprongen.

Een teder voorbeeld,het tweede deel van specialist op het gebied van kozijnen:

ik weet het

er liggen betekenissen op de loer
die dit gedicht kunnen bederven

ergens zingt iemand

kom niet samen
kom niet samen

drijf een wig

maar mijn vrouw houdt mijn week oude nichtje op haar schoot
en ik raak er niet op uitgekeken hoe goed het haar staat

we bespreken hoe het moet met de werkkamer
hoe en waar we zelf dan moeten gaan slapen

een zucht en het kind verdwijnt uit onze gedachten
we slaan een hoek om en zoeken een goed restaurant

stiekem terwijl we al lang over iets anders praten
kijk ik naar het kindje dat niet in haar armen ligt

het ademt en het beweegt
het is er bijna

Welke betekenissen zouden dit gedicht kunnen bederven? Misschien moet je dat niet expliciet maken, omdat het dan sentimenteel wordt.

De dichter houdt niet van overbodigheid, hij wil niet alles uit leggen. De lezer moet maar met hem meespringen. Hij houdt wel van prikkelende vragen of observaties en het is dan ook geen toeval dat een aantal gedichten begint met een motto van F.van Dixhoorn, de dichter van de ultra korte regeltjes:  'Wat is lekker / bij wat'. Daar kun je een wereld bij verzinnen en dat is denk ik ook wat Tsead Bruinja van ons wil. De lezer moet aan het werk met zijn' teksten.

De titel van de bundel, 'Bang voor de bal', lijkt in het titelgedicht te gaan werken als eigennaam. Wie is er aan de deur? Bang-voor-de-bal. En die persoon is iemand die wel bang is, maar er op afgaat. Een stap verder en je denkt dat het een naam is voor de dichter, als je je maar goed realiseert dat het schrijven van gedichten voor hem een manier is om zijn angst voor de werkelijkheid te bezweren.

Bron: Leeuwarder Courant, 16-02-2007

terug naar boven



Gevoel op afstand houden

door Wilma van den Akker

Dichter en criticus Piet Gerbrandy zei in een interview in Awater (zomer 2005) onder andere: 'Een dichter moet iets te vertellen hebben' en: 'Als het niet gaat over hoe ingewikkeld het leven is, hoeft het voor mij niet.' Dat is natuurlijk maar één mening over poëzie, maar wel een mening waarin ik mij kan vinden. Poëzie die raakt, daar schemert de worsteling doorheen, die roept beelden en gedachten op, waar de lezer zelf nog een tijdje op kan 'kauwen', zonder dat er meteen een pasklaar antwoord op een grote vraag uit rolt. Een andere mogelijkheid is dat het spel met klank en taal zo virtuoos is, dat inhoud en betekenis minder belangrijk worden. Dan valt er op een ander niveau te genieten.

Tsead Bruinja's taalgebruik is niet uitzonderlijk virtuoos, daar moet hij het niet van hebben. Hij schrijft ook in het Fries, daar ligt dat misschien anders, maar het is mij niet gegeven om daar een uitspraak over te doen. In zijn nieuwste bundel Bang voor de bal, die in het Nederlands werd uitgegeven, trof ik vooral observaties en bespiegelingen. Bruinja denkt veel:

(fragment)

denk aan helden in films
hoe je ze niet in een mens
bij elkaar kunt brengen

denk aan hoe een kalf
sabbelt op je vingers
en het slobberen veraf klinkt

(uit: 'Huis aan de kade')

In het gedicht 'Graat' is sprake van wegdenken, weg denken en bedenken. Het komt mij voor dat Bruinja door middel van denken en dichten gevoelens op afstand probeert te houden. Meestal dan, want het (nog) niet bestaande kindje in 'Specialist op het gebied van kozijnen' roept welhaast sentimentele gevoelens op.

(fragment)

stiekem terwijl we al lang over iets anders praten
kijk ik naar het kindje dat niet in haar armen ligt

het ademt en het beweegt
het is er bijna


Maar in het gedicht waaraan de bundel zijn titel ontleende, 'Bang voor de bal door het winkelraam', zegt de dichter: hij dirigeert / zijn angst / naar een deur / verderop. En dat lijkt hij vaak te doen. Hij heeft het afstandelijk over 'mijn huisgenoot' en 'mijn vrouw' en trekt denkbeeldige, beschermende cirkels, bijvoorbeeld in:

een kring van snippers ligt
als een papieren grens om hen heen
te wachten op de wind

(uit: 'Waakhonden')

Humor dan? Dat is ook een manier om te raken, maar:

(fragment)

zo waren er drie prominenten uit het hondenwereldje

geert de bolster gedragstherapeut bekend van vinger aan de poot op vtm
ann de graaf instructeur dog frisbee
en mia van den bulcke van friendly with dogs

(uit: 'Promogdag van de hondenclub')

doet de mondhoeken slechts flauwtjes opkrullen. Dan lees ik toch liever 'Een benauwde dag', dat als volgt begint:

de grond wordt op de aarde
gedrukt als een boodschap
op het hart

de lucht achter de bomen
loopt vast

(…)

Hier slaagt Bruinja erin om een beklemmend gevoel op te roepen. Dat mag hij vaker doen, wat mij betreft, het gevoel wat dichterbij laten komen. Al kan hij er niet altijd de vinger op leggen, want dat is niet nodig om geraakt te worden door poëzie.

SCHAMPSCHOT

net niet spook niet geest in eigen mysterie
net iets gevoeld waar ik nu geen vinger op kan leggen
geen spook wel naam en merk maar vergeten
net nog rook

nat lam dat in een muffe kamer
zijn dagen turft pent

er is daadwerkelijk groei zonder lijden
(…)


Zou het werkelijk? Of is dat wat de dichter graag wenst: groeien zonder pijn, zonder akelige gevoelens, zoals angst?

Bron: http://meander.italics.net/recensies/recensie.php?txt=3244, februari, 2007


Een heldere mix is van nostalgie, autobiografische elementen en vernuftige taalvondsten

door Ronnie Terpstra van Boekhandel van der Velde te Leeuwarden

vader die niet goed kon melken vroeg op en droeg kalm
zijn arbeiders op wat te doen eindeloos was zijn vindingrijkheid zijn machine
kon tegelijk klappen en rooien totdat mijn tere en bleke zus
is na haar brandwonden rustiger geworden en het zou een gemiste kans zijn
de subtiele verschuivingen in haar karakter ongebruikt en onbenut te laten
men wil het pand tijdens de brand zien niet het krot erna

(fragment uit: KOPPELBAAS)

Een gespreide hand drukt tegen een door regen vochtig geworden raam. Dichtbij en toch ver weg. Deze afbeelding siert de nieuwe bundel van Tsead Bruinja; Bang voor de bal. Nog geen woord heb je gelezen maar de toon is gezet. Prachtige bundel waarin 44 gedichten in 6 clusters zijn onderverdeeld. Alle titels zijn met kapitalen geschreven maar de gedichten zelf bevatten geen hoofdletters. Hierdoor wordt je gedwongen, vooral bij de stukken met lange regels, elk woord te wegen om de context te vangen. Gevolg? Intens leesgedrag met prettige bijwerkingen.

Ik ga me niet wagen aan het duiden van de inhoud, want Bruinja zelf schrijft op pagina 13: er liggen betekenissen op de loer/die dit gedicht kunnen bederven . Wat ik wel kan zeggen is dat deze bundel een heldere mix is van nostalgie, autobiografische elementen en vernuftige taalvondsten.

Nog even terug naar de foto op het omslag. Al die druppels glijden naar beneden en vormen weer een geheel. Net zoals de gedichten in deze bundel.

de componist op de camping werkt aan zijn vakantie
hij dirigeert zijn angst naar een deur verderop

Bron: http://www.boekhandelvandervelde.nl/



Bang voor de bal

door Fleur Speet

Tsead Bruinja maakt furore. Eerst in het Fries, nu in het Nederlands. Ieder gedicht lijkt een miniroman, waar bijna steeds de wind van het platteland doorheen waait. Fris gras, daarnaar ruikt deze bundel. Bruinja gaat het experiment aan, gebruikt een winkelraam als letterlijk kader, zet muziekteksten in of ironiseert een vacature. Maar hij doet dit alles op een volstrekt volwassen, beheerste manier. Alsof hij is thuisgekomen in zijn eigen poëzie. Met prachtige oneliners als: ‘ik lig onder mijn vrouw te zwoegen als een man van karton'.

Bron: Het Financieele Dagblad, 27-01-2007




Boek van de week - Tsead Bruinja, Bang voor de bal

door Karien Hilbers, eigenaar Eerste Bergensche Boekhandel

Op 9 januari 2007 verscheen de nieuwe bundel van de Fries/Nederlandse dichter Tsead Bruinja, Bang voor de bal . Zijn derde Nederlandse - hij schreef ook vier Friese bundels - en wat mij betreft is deze nog weer mooier dan de vorige.


Niet dat na lezing alles glashelder is, er blijven genoeg raadsels over. Maar een duidelijke boodschap is ook niet wat de dichter beoogt: Ik weet het / er liggen betekenissen op de loer / die dit gedicht kunnen bederven , schrijft hij in het gedicht Specialist op het gebied van kozijnen . De betekenis bevindt zich daarom net om de hoek, steeds als je meent haar te kunnen grijpen, ontglipt ze je. Dat neemt niet weg dat er veel te beleven en te genieten valt. Humor, maar ook ontroering en zelfs romantiek is deze poëzie niet vreemd. In het gedicht In de duinen zegt de dichter: ik vraag het publiek of ze een romantisch / of een geëngageerd gedicht willen horen en even later: iemand roept / romantisch. Een voorbeeld van een indrukwekkend romantisch gedicht is Herhaald verzoek . Ik citeer de mooie slotregels:

en ik heb de meest waardeloze knieën // en ik vraag je // elke ochtend dat jij je ogen opendoet / om de wereld nieuw te maken // vraag ik je weer

Deze poëzie ontroert, verfrist, verwart, irriteert en maakt je aan het lachen. Het is een persoonlijke bundel, in die zin dat de dichter zijn stof haalt uit zijn directe omgeving, de dingen die hem bezighouden. En daarmee zijn Bruinja's gedichten net zo divers als hij zelf. Een dag in de duinen bij Egmond, Henry Kissinger, de ziekte van Alzheimer, een hotelbad, waakhonden en beveiliging, Oprah, vader, vrouw, kind, liefde en dood. Regelmatig haken de afzonderlijke gedichten op elkaar in, doordat de slotregels van het ene gedicht aansluiten op de beginregels van het volgende, of omdat woorden en beelden zich herhalen. Ook de vorm van deze poëzie is grillig. Er zijn korte en lange gedichten, sommige zijn bijna prozastukjes, soms zijn ze klankrijk en zangerig, andere klinken als spreektaal en zijn anekdotisch en soms lijken ze door ritme en herhaling wel songteksten. Maar altijd is de toon oprecht en geloofwaardig. Heel spaarzaam gaat Bruinja om met komma's en punten, waardoor je als lezer wel eens twijfelt aan wat de juiste lezing is. Dat wordt overigens verduidelijkt door zijn fantastische voordracht. Op zijn website ( www.tseadbruinja.nl ) is de poëzie van Tsead Bruinja te lezen en te beluisteren, zowel met als zonder muziek en een enkele keer met beeld.

Laat deze dichter nog maar veel meer breken en bouwen aan zijn universum:

daarom knuppel in het hok
knuppel naast de klok

pistool onder het kussen

beter gereedschap
huizen afbreken

hier begint een lied

(Bron: Noord-Hollands Dagblad, 02-02-2007)





Gedichten te koop

door Edwin Fagel

Wie bang is voor de bal, staat langs de kantlijn. Die is het sukkeltje, die telt niet mee. Wie bang is voor de bal en toch mee wil doen, moet zijn angst overwinnen. De derde Nederlandstalige bundel van Tsead Bruinja heet niet voor niets Bang voor de bal . Het titelgedicht ‘Bang voor de bal door het winkelraam' beschrijft op een associatieve manier hoe de angst wordt overwonnen.


De regels bevinden zich in een aantal rechthoeken, en de angst is gepersonifieerd:

met wie/met bang voor de bal

Per vlak, lijkt het, wordt een stadium doorlopen, met de angst als beginpunt:

vanaf het einde van deze straat
kruipt onder de stenen door
aan een zijden draadje
mijn zin om te spelen

via een componist die zijn angst naar een deur verderop dirigeert, tot aan ‘bang voor de bal' die opstaat:

krulspelden stoppelvelden mollenhopen dauw
bang voor de bal schopt

(p. 16)

Ik ben geneigd de eigenaardige typografie uit te leggen als een letterlijke uitbeelding van een winkelraam, een etalage wellicht: het overwinnen van de angst vindt op deze manier in alle openbaarheid plaats en wordt tegelijkertijd te koop aangeboden. Een vrij accurate omschrijving van de bezigheden van een dichter.

Sinds Tsead Bruinja in 2000 debuteerde met de Friestalige bundel De wizers yn it read/ De wijzers in het rood , volgde bijna per jaar een nieuwe bundel; zijn Nederlandstalige debuut Dat het zo hoorde verscheen in 2003, in 2004 gevolgd door Batterij . Verder maakte hij naam als performer, bloemlezer en recensent. De dichter Bruinja is te typeren als een dichter die regelmatig zeer sterk uit de hoek komt, met ‘evergreens' als ‘ik zei ik zie de roos als wrak in aanbouw' of de fraaie titel ‘gras dat alvast lacht' (waar ook een fraai gedicht bij hoort). Maar deze sterke momenten werden vaak afgewisseld met zwakke regels, niet goed uitgewerkte beelden, gemakzuchtige woordkeuzes, kortom, met gedichten die sterk de indruk maakten nog niet af te zijn. In Bang voor de bal toont Bruinja aan als dichter gerijpt te zijn: de bundel bevat in tegenstelling tot de voorgangers geen ‘halve' gedichten.

Opvallend aan de bundel is met name de gevarieerdheid ervan. Bruinja schrijft lange, verhalende gedichten, waarbij de dichter onbekommerd aan de praat raakt:

tijdens het voorlezen in de duinen wordt elly de waard
na afloop van haar voordracht door een opdringerige grijsaard
met een oranje rugzak waarop ravetechno gedrukt staat gevraagd
of zij elly de waard ook kent en of er ooit nog een jaarbrief
van het chr. j. van geel genootschap zal verschijnen

(Uit: ‘In de duinen', p. 52-53)

Maar net zo goed schrijft Bruinja korte, staccato regels waar het hele verhaal in wordt samengebald:

de lucht achter de bomen
loopt vast

(Uit: ‘Een benauwde dag', p. 60)

Soms zelfs wordt de regel gereduceerd tot een aantal kreten:

geplaatst door grom…snavel
10:34 ::er zijn twee reacties :: meezingen

(Uit: ‘Pelikanenbek', p. 21-22)

Bruinja is soms op het sentimentele af lyrisch:

maar mijn vrouw houdt mijn week oude nichtje op haar schoot
en ik raak er niet op uitgekeken hoe goed het haar staat

(Uit: ‘Specialist op het gebied van kozijnen', p. 12-13)

Maar net zo goed schrijft hij cynische regels over Henry Kissinger:

hij kent zeker twintigduizend man
die zijn sprookjesboek nooit zullen lezen

die van die en die en die en die
die de rails die zijn grootvader legde
nooit meer zal kussen

wiens huid weg te rotten ligt
in het land van de spleetoog bijvoorbeeld

(Uit: ‘Een sinaasappel voor Henry', p. 38)

En dan laat ik de quasi-zakelijke gedichten nog buiten beschouwing, waarin bijvoorbeeld de promodag van de hondenclub wordt geëvalueerd.

Deze veelheid aan registers is de kracht van Bruinja, die in deze nieuwe bundel sterker dan tevoren tot uiting komt. De bundel vereist dan ook verschillende manieren van lezen. Dat kan niet anders, de meer verhalende gedichten vereisen nu eenmaal een andere leeshouding dan de gedichten waarbij het de dichter vooral te doen is om de verschillende beelden te laten wringen. Maar de ‘talige' gedichten, waarbij het de dichter met name gaat om het spel met klanken en betekenissen (en waarbij soms de samenhang van de woorden in een regel niet logisch is) vereist weer een ander oog van de lezer.

Deze virtuositeit is wat deze bundel zo goed maakt. Keerzijde daarvan is dat de bundel als geheel richting mist. In het bonte geheel van geëngageerde, romantische, speelse, ironische, cynische en uitbundige gedichten is het moeilijk te onderscheiden wat waarbij hoort, waar het de dichter ernst is en waar je zijn beweringen met een korreltje zout moet nemen. Wat bedoelt hij bijvoorbeeld met zijn opmerking over Dion Graus van de Partij voor de Vrijheid, wat doet Oprah Winfrey in deze bundel en vanwaar de felle aanval op Henry Kissinger, terwijl een aanval op zijn opvolgers wellicht meer voor de hand zou liggen?

Maar dat kan niet anders bij een dichter als Bruinja. Bang voor de bal is te zien als een primair verslag dat de dichter doet van zijn leven, zijn indrukken van de buitenwereld en zijn reactie daar op. Met alle (stemmings)wisselingen kon dit niet anders dan een barokke bundel worden, waarin de lezer op de voet kan volgen hoe de dichter de buitenwereld ervaart. Hij reageert niet altijd even beredeneerd, integendeel, en hij weet ook niet hoe het allemaal beter zou moeten. Maar hij doet minutieus verslag van de manier waarop hij de beangstigende buitenwereld probeert te bedwingen. En dit alles doet hij in alle openbaarheid en biedt hij vervolgens te koop aan. We mogen ons er gelukkig om prijzen.

bron: www.derecensent.nl



Specialist in kozijnen

Door Henk Blanken

N et een oude buizenradio, die poëzie van Tsead Bruinja. Groenig verlichte schaal, schuifje dat opzij draait langs onbestemde plaatsen, gekraak en af en toe een zin. Op zichzelf niet onbegrijpelijk, maar naast elkaar gezet krijgen die losse woorden iets betoverends.

Bang voor de bal is de derde Nederlandstalige bundel van Bruinja. Een tikje vreemde poëzie is het, ogenschijnlijk lukraak associërend. Zin voor zin helder, maar als compleet gedicht raadselachtig: waar hééft-ie het over? Bij elkaar een bundel waarvan je hooguit min of meer kunt zeggen wat het onderwerp is.

Dat is niet erg. Bruinja is met zijn verhaaltjes tegelijk heel precies. Hij weet wat het effect is van zijn zappende poëzie. Het ontregelt, roept beelden op die niet bij elkaar horen, morrelt aan wat we weten. En dat werkt omdat Bruinja een vakman is.

Hij heeft een feilloos gevoel voor treffende associaties: ”dan stopt de plaat / alle ingewanden / vallen uit het lied”. Geen idee wat hij er precies mee bedoelt, maar des te meer 'voel' je wat er allicht gezegd moest worden.

Neem dit curieuze begin: ”iemand sprak hem aan en de aap lachte minzaam voordat hij / iets terugzei minzaam alsof hij een marmot aan fred oster gaf”. Het laat zien hoe achteloos Bruinja spreektaal gebruikt, hoe hij komma's weglaat om de lezer te laten struikelen over twee betekenissen, en hoe muzikaal hij is.

Bruinja heeft eens gezegd dat het belangrijk is dat zijn poëzie gaat zingen. Dat lees je dan ook. Misschien komt dat van het Fries, zijn eerste taal, de taal waarin men hem het liefst hoort voorlezen – voor wie geen Fries is, zangerige raadseltaal.

In deze bundel is Bruinja wereldser dan voorheen. Hij noemt het ergens prettig omslachtig ”specialist op het gebied van kozijnen”, de vakman die aan het raamwerk tussen 'binnen' en buiten' sleutelt. In zijn gedichten komt Oprah voor, een aanslag in Israël, Bill Gates, Dion Graus, en ook een paar lekker lelijke woorden als ledenwerving en bedrijfswagen.

Vaak leidt dat tot lelijke geëngageerde gedichten, maar niet hier. Omdat het niet opdringerig is, en Bruinja op straat gevonden taal (”in sommige winkels lijkt het altijd opruiming”) onbekommerd naast poëtisch idioom zet: ”ze ziet me/en mijn hart begint te knielen”.

Bruinja is een van de opvallendste dichters van een generatie waartoe ook pakweg Menno Wigman, Vrouwkje Tuinman, Mark Boog en Albertina Soepboer behoren. Een volstrekt eigen geluid en zo geraffineerd dat je na de laatste regel – ”mijn vrouw slaapt”; dus dáár ging het eigenlijk over – denkt dat er een illusionist aan het werk was.

bron: Dagblad van het Noorden, 19-01-2007


Over Dat het zo hoorde:

De kortademigheid, het gebrek aan interpunctie, de gewaagdheid van zinnen die door elkaar lopen, dat alles verwart gedicht en lezer. Het zet je op een ander spoor. Bruinja's gedichten lijken een beetje op de gebroken verhalen van Dirk van Bastelaere en Peter Holvoet-Hanssen: ze zitten tussen proza en poëzie in en scheppen zo een nieuw universum. Een gedicht als 'Ramsoep met stootgarnalen' begint met 'knuffelstreken branden gaten door zolders/ zoals sigaretten vallen door strak pantystof'. Dat prikkelt de geest. (Fleur Speet, NRC , 7-12-2001)

...Ook op papier blijven zijn gedichten moeiteloos overeind. Hij legt zich niet op één vorm vast. Er zijn lange prozagedichten en korte lyrische zangen. Zijn techniek zinnen ineen te schroeven door de weglating van interpunctie bewerkt zo steeds een ander effect. Bruinja onderzoekt tot hoever hij met associatiesprongen en -breuken gaan kan, zonder de samenhang verloren te laten gaan. Hij kan zich daardoor zelfs liefdespoëzie veroorloven. Dat is niet veel beginnende dichters gegeven. Bij zijn waagstukken durft hij te verliezen. Dat maakt hem een interessant dichter die nu al naar zijn volgende bundel doet uitzien. (Hans Groenewegen - Informatie voor de bibliotheken, 2003)

...Deze stem... daagt de lezer uit met vurig taalgebruik. Hierin is iemand aan het woord die gehoord wil worden, die wil analyseren, en daarin soms op een prettige manier verstrikt raakt. (Maria Barnas, De Groene Amsterdammer, 2004)

...Dit gedicht 'Appels kopen' staat in de bundel Dat het zo hoorde , het Nederlandstalige debuut van de jonge Friese dichter Tsead Bruinja. Het is een goed gedicht en een goed debuut. Het is knap hoe Bruinja veel weet te suggereren in enkele raak geformuleerde verzen. (Ilja Pfeijffer, NRC, 2003)

...Tsead Bruinja is een romanticus in de traditie van Heine, Haverschmidt en Slauerhoff, want de sprekers in zijn gedichten zijn permanent ontheemd, onfortuinlijk verliefd, bezeten van doodsdrift en onstilbare verlangens... Hoewel niet alle gedichten in Dat het zo hoorde volledig overtuigen, heeft Bruinja een eigen stijl die de lezer meesleept en inpakt. (Piet Gerbrandy, De Volkskrant, 2003)

Over Batterij :

...Shock and awe – dat is de techniek, zou je kunnen zeggen, die Bruinja in zijn poëzie hanteert: krachtige, met betekenis overladen gedichten, waarin de dichter zich wars betoont van idealistische of romantische opvattingen over ‘schoonheid' of ‘poëzie' – gedichten die de lezer direct moeten raken en beduusd moeten achterlaten. (Gaston Franssen in De Moanne, 2005)

...De poëzie van Tsead Bruinja draagt duidelijk de sporen van het televisietijdperk. In sommige gedichten lijkt er zonder weinig systeem van de ene naar de andere scène gezapt te worden, zodat het niet goed mogelijk is een samenhangend verhaal te reconstrueren, toch zijn de toon en de sfeer meestal consistent. Bovendien is de kwaliteit van de afzonderlijke fragmenten over het algemeen van dien aard dat je geen behoefte krijgt het apparaat uit te zetten. En als je de hele avond hebt uitgezeten, van de eerste tot en met de laatste bladzijde, blijk je toch een heel levensverhaal gevolgd te hebben. (Piet Gerbrandy in de Volkskrant, 2004)

...Bruinja is ook een slag minder braaf dan zijn generatiegenoten. Wie in de titel van het Nederlandse debuut van deze Friese dichter ( Dat het zo hoorde , 2003) ironie herkent, zit op het goede spoor: Bruinja trekt zich van conventies niet veel aan en hij weerstaat de verleiding het zijn lezer al te gemakkelijk te maken. Zo moeten we de punten en komma's er bij Bruinja's interpunctieloze poëzie zelf bij denken, met alle ambiguïteiten van dien. Hij is een dichter die zingt, bijvoorbeeld in zijn vele herhalingen die nooit écht herhalingen zijn, maar onnadrukkelijke verschuivingen van betekenis. De angry young man Bruinja is geen pleaser. Hij wil beangstigend en gevaarlijk zijn. (Thomas Vaessens in het Financieel Dagblad, 2004)

Dichterlijk elan is de laatste associatie die ik aan Friesland en Groningen verbinden zou. Toch blijken juist deze provincies de bron van een nieuwe poëtische vuurslag. Sinds een jaar of vijf presenteren Utjouwerij (uitgeverij) Bornmeer in Ljouwert (Leeuwarden) en Passage in Groningen een jonge generatie dichters. Woorddrift en durf zijn hun drijfveren. De kracht daarvan is ook de Randstad niet ontgaan; de topdrie van het hoge noorden - Wouter Godijn, Tsead Bruinja en Albertina Soepboer... Wouter Godijn en Tsead Bruinja hebben veel gemeen. Beiden hebben een voorkeur voor grillig taalgebruik, en beiden hanteren een navenant idioom. Maar er zijn ook grote verschillen: Godijn is de filosoof van het tweetal, Bruinja de lyricus. Onderbreekt de eerste zijn poëtisch machtsvertoon met onverwachte momenten van introspectie, Bruinja gaat nog verder inwaarts. Alle uitbundigheid ten spijt, blijkt hij toch bovenal een introverte zanger...Waar het verlangen daarnaar of het onvervulde ervan ter sprake komt, toont Bruinja zich zachtmoedig tot kwetsbaar, en dan is hij op z'n best. (Arie van den Berg, NRC, 2004)

Over Gers dat alfêst laket / Gras dat alvast lacht:

'Het ADHD van de grote stad is ver weg, het kabaal van beelden en genres is ingewisseld voor een open, muzikale en vooral aardse lyriek die - dat kan nu alvast worden gezegd - enkele van de mooiste liefdesverzen heeft opgeleverd die ik de laatste jaren in het Fries mocht lezen.' - Abe de Vries op de Friese literaire website Farsk, 2005

'Deze vierde, mooi vormgegeven, Friese bundel van Bruinja, die ook in het Nederlands dicht, bevestigt zijn reputatie als dichter. De gedichten worden via doordacht gebruikte herhalingen, alliteraties, assonanties en door het ritme uiterst leesbaar en verklaren waarom Bruinja een regelmatige gast is bij poëzieoptredens.' - Jelle van der Meulen - Informatie voor de bibliotheken, 2006



Contrabas
Gelderlander

 

Poëziekrant

 

In Letterland

Over waarom ik schrijf en wie mijn favoriete dichters zijn.

Over Batterij (2004), muziek en drugs.
Over het gedicht 'Alarm' uit Bang voor de bal met illustratie Ruben L. Oppenheimer.
Groot interview dat diep ingaat op de bundel Batterij (2004).
Eerste interview over Bang voor de bal met Xavier Roelens


In Letterland - Interview met Tsead Bruinja

- door Xavier Roelens

Op dinsdag 9 januari wordt in Amsterdam de derde bundel van Tsead Bruinja voorgesteld: Bang voor de bal . De in Letterland -redactie nam de kans te baat om al eens in de bundel te bladeren en de dichter enkele vragen te stellen.

Wat mij op de eerste plaats opvalt en wat volgens mij ook de kracht van deze bundel uitmaakt, is dat je meer de anekdotiek toelaat in de bundel, maar zonder de muzikaliteit van je vorige bundels te verloochenen. Je schrijft concreter, alledaagser en ook maatschappelijker dan in je vorige bundels. Het volgende fragment lijkt mij die omslag te verwoorden:

“er liggen betekenissen op de loer
die dit gedicht kunnen bederven

ergens zingt iemand

kom niet samen
kom niet samen

drijf een wig

maar mijn vrouw houdt mijn week oude nichtje op haar schoot
en ik raak er niet op uitgekeken hoe goed het haar staat”

(uit: Specialist op het gebied van kozijnen , voordracht )

In dat ene woordje ‘maar' maak je een keuze van de betekenis boven het zingen. Is in je nieuwe bundel de muzikaliteit ondergeschikt geworden aan de betekenis, aan wat je te vertellen hebt?

Ik denk dat je daar een goed punt hebt. Met Bang voor de bal wilde ik een bundel schrijven die iets toegankelijker en anekdotischer was dan de wat hardere en hermetischere bundel Batterij . Bang voor de bal is deels een reflectie op het getrouwde leven dat ik nu leid. Wellicht dat de rust die dat leven gebracht heeft, en dan bedoel ik uiteraard niet het cliché van de burgerlijke saaiheid, ook tot iets meer kalmte in de poëzie en de klank van de gedichten heeft geleid. Er zijn wel nog altijd een aantal gedichten in deze bundel die stevig op klank leunen en die niet hadden misstaan in Batterij . Uit de recensies van Batterij had ik het idee gekregen dat men niet begreep wat er zich in de eerste afdeling van die bundel afspeelde, terwijl dat bij de bundel Hulp van Bart Meuleman met een vergelijkbare thematiek, wel het geval was. Waarschijnlijk had ik het verhaal te zeer in muziek 'verpakt'. Vandaar dat ik de gedichten in Bang voor de bal wat meer lucht wilde geven. Wat ook meespeelde was het werken aan mijn vorige Friestalige bundel Gers dat alfêst laket / Gras dat alvast lacht . Die bundel was qua toon veel rustiger dan Batterij . Ik had eerst het idee om dat ook in Bang voor de bal te proberen, maar bij het schrijven pakte dat anders uit, werd de toon meer een tussentoon tussen die van mijn eerste Nederlandstalige en iets gevoeligere bundel Dat het zo hoorde en die van de wat woestere Batterij .

In het gedicht In de duinen laat je dan weer het publiek kiezen tussen 'geëngageerd' en 'romantisch'. Vanuit dat gedicht gelezen valt de bundel uiteen in meer geëngageerde, naar buiten gerichte momenten en meer romantische, in de zin van intiem en naar binnen gericht. Voor jou als dichter lijken beide te kunnen (of moeten?) in een gedicht. Maar als jij in het publiek zat, wat zou jij geroepen hebben en waarom?

Ik zou geëngageerd hebben geroepen, vooral om de dichter te pesten. Een goed geëngageerd gedicht schrijven, zonder wijzend vingertje en met het idee dat er voor jezelf iets op het spel staat, is erg lastig. Ik ben nieuwsgieriger naar hoe andere dichters daar mee omgaan dan naar hoe ze schrijven over intiemere zaken als de liefde.

Bang voor de bal ( voordracht ), het titelgedicht van de bundel, werd oorspronkelijk geschreven voor het venster van een expositieruimte in Middelburg. De aan het venster aangepaste lay-out van het gedicht heb je in de bundel nagebootst. Werd dit het titelgedicht om een associatieve manier van lezen centraal te stellen of wil je met die titel op de eerste plaats irrationele angsten centraal stellen – gekoppeld aan de meer maatschappelijke gedichten?

Bang voor de bal gaat vooral over angst, over angst voor het aangaan van relaties op het gebied van de vriendschap en de liefde, maar ook over het op je nemen van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Het ligt in het verlengde van de uitdrukking 'wie kaatst, moet de bal verwachten'. Het gaat onder andere over de verontwaardigde reacties in het conflict tussen de Islamitische fundamentalisten en het Westen. Dat men opkijkt van die heisa, vind ik absurd. Toen ik de vliegtuigen zich in de Twin Towers zag boren, was ik niet verbaasd. Ik vond het geen goede oplossing, maar ik kon me voorstellen dat het gedrag en de bemoeiens van de VS en haar criminele regering, op een evenredig wrede reactie kon rekenen.

Je zal samen met Vrouwkje Tuinman , die binnenkort met de nieuwe bundel Receptie komt, door Nederland reizen en optreden. Wat trekt je aan in het touren, en meer bepaald in het touren met Vrouwkje Tuinman?

Vrouwkje Tuinman haar tweede bundel Receptie komt ongeveer tegelijkertijd uit met mijn nieuwe bundel. We kennen elkaar goed en schrijven totaal tegenovergestelde poëzie. Natuurlijk wil ik graag Bang voor de bal aan de man brengen, maar voor het publiek is het interessanter om tegelijkertijd ook een ander geluid te horen. Waar ik overigens ook erg blij mee ben, is dat de zangeres/songwriter Leine op een deel van het tourtje met ons meekomt. Ik kan iedereen haar nieuwe cd Songs at the dinner table aanraden die o.a. in Oor en in Revolver prachtige recensies kreeg. Je kunt enkele nummers hier beluisteren.

Tot slot: je gebruikt vele motto's uit popsongs. Welke soundtrack raad je de lezer aan bij het lezen van je bundel? (max. 3 liedjes of 1 cd)

Clutching at straws van Marillion . Het is de laatste cd met Fish, de band was net doorgebroken met Misplaced Childhood en staat onder druk van het succes op springen. Het is een plaat over dat succes, over drankmisbruik en over de Koude Oorlog, die toen bijna op zijn einde liep. Je kijkt op die CD net als in Bang voor de bal door de ogen van de dichter naar buiten:

They boarded up the synagogues, Uzis on a street corner
You can't take a photograph of Uzis on a street corner
The DJ resigned today they wouldn't let him have his say
Surface scratched where the needles play, Uzis on a street corner
Where do we go from here

en naar binnen:

At that time of the night
When streetlights throw crosses through window frames
Paranoia roams where the shadows reign
Oh, at that time of the night
At that time of the night
Your senses tangled in some new perfume
Criticism triggers of a loaded room
Oh, at that time of the night
So if you ask me
How do I feel inside
I could honestly tell you
We've been taken on a very long ride
And if my owners let me have some free time some day
With all good intention I would probably run away
Clutching the short straw



Interview met Tsead Bruinja door Arnoud van Adrichem voor De Contrabas

Tsead Bruinja (Rinsumageest, 1974) debuteerde in 2000 met de Friestalinge bundel De wizers yn it read/ De wijzers in het rood (Bornmeer). De derde Friestalige bundel Gegrommel fan satyn /Gegrommel van satijn (Bornmeer) verscheen in 2003, evenals zijn Nederlandstalige debuut Dat het zo hoorde (Contact). Eind 2004 zag de tweede Nederlandstalige bundel Batterij het licht, gevolgd door de door Bruinja en Hein Jaap Hilarides samengestelde bloemlezing Droom in blauwe regenjas - Nieuwe Friese dichters (Contact & Bornmeer). Begin 2005 verscheen de bloemlezing Klotengedichten (Passage), die Bruinja, net als de bloemlezing Kutgedichten, samenstelde met Daniël Dee. Bruinja is vaste medewerker aan de pagina Boeken.vpro.nl, waarvoor hij samen met Stijn Ekkers eigenzinnige signaleringen en recensies van nieuwe poëziebundels verzorgt. Binnenkort verschijnt zijn nieuwe Friese bundel: Gers dat alfêst laket/ Gras dat alvast lacht.

1) Met welk gedicht van uzelf zou u zich aan de lezers willen voorstellen?

Een gedicht dat ik schreef voor een galerie en dat hier te zien is.

Het is een gedicht dat je in meerdere richtingen kunt lezen, hoewel de betekenis niet al te veel verandert.

2) Waarom poëzie?

Poëzie omdat naast muziek dat de kunstvorm is die me het meest raakt. Het is een vrije manier van schrijven die dicht bij denken staat. Daarnaast vergt het een korte maar intense vorm van concentratie. Ik geloof dat ik die concentratie goed op kan brengen. Bij het schrijven van proza heb ik bijvoorbeeld moeite om lang stil te zitten en één ding te doen. Door het associatieve van poëzie kun je jezelf verrassen en dwing je jezelf om niet na te denken zoals je dat normaal doet. Muzikaal denken? Eerder heb ik in een interview gezegd dat ik het schrijven van een gedicht graag vergelijk met een droom. In een droom lijk je ervaringen te verwerken uit je dagelijkse leven. In een gedicht lijk je taal te verwerken uit datzelfde leven en probeer je de logica enigszins los te laten, maar misschien geldt dit wel alleen voor sterk associatieve poëzie. Hoewel dat zogenaamde 'de sluizen openzetten' gedeeltelijk ook weer iets gecontroleerds heeft. En zo bleef de dichter zichzelf tegenspreken tot aan het einde der tijden!

3) Welke dichters behoren tot uw inspiratiebronnen? Zou u kunnen uitleggen waarom en op welke wijze zij uw eigen werk beïnvloeden?

Op dit moment lees ik vooral graag het werk van Nachoem M. Wijnberg, Martin Reints en F. van Dixhoorn. In hun gedichten worden dikwijls keuzes gemaakt, terwijl ook de andere mogelijkheden duidelijk of open blijven. Vooral bij van Dixhoorn en Reints zie je de dichter hard op denken, waarbij dat denken ook weer iets vrolijks heeft. Wijnberg lijkt iets minder vrolijk, maar is even helder. Ik denk dat ik dat aan deze dichters waardeer, dat ze heldere en vooral ook precies schrijven en je ook nog eens het gevoel geven dat je mee zit te twijfelen.

Heerlijk en illustratief is in dit geval Martin Reints' gebruik van de woordjes 'of' en 'en'. Vanaf zijn eerste bundel werkt hij daar al mee. Binnenkort verschijnt zijn nieuwe bundel en ik heb het manuscript daar al van mogen lezen. Gelukkig weer met veel 'of' en 'en'. Mijn eigen werk is misschien meer troebel en ook meer barok, maar deze drie namen inspireren me om de gedichten niet al te veel te laten ontsporen.

Andere dichters die belangrijk voor me zijn geweest: Wouter Godijn, Elmar Kuiper (Friestalige poëzie), Anne Feddema (Fries), Cornelis van der Wal (Fries), Tsjêbbe Hettinga (Fries), Bart FM Droog, Tjitse Hofman, Maria van Daalen, Albertina Soepboer, Jack Kerouac, Allen Ginsberg, Mark Boog, Erik Lindner, Jan Baeke, Tonnus Oosterhoff, Hans Faveray, Arjen Duinker, Jan Arends en een hele rij die ik nu vergeten ben. Daarnaast zijn er tekstdichters / muzikanten die een grote invloed hebben gehad op mijn schrijven. Daarbij denk ik vooral aan: Steve Hogarth (van Marillion), Fish, Roger Waters en Jim Morrison. Wat mijn optredens met muzikanten betreft zijn De Dichters uit Epibreren van grote invloed geweest. Dat geldt zowel voor de muziek van Jan Klug als voor de voordrachten van Bart FM Droog en Tjitse Hofman.

4) Welk gedicht van een andere dichter zou u in de online bloemlezing der Nederlandstalige poëzie willen laten opnemen?

Een gedicht van Wim Brands uit de bundel Ruimtevaart (Nieuw Amsterdam, 2005) - moet iedereen in zijn kast hebben staan!

Boodschappentas

Ze hangt als een boodschappentas
aan mijn arm en ik bedenk
wat er met haar

uit mijn leven verdwijnt: Buisman,
een stoof, de theemuts.

Niets houdt haar trouwens
nog warm.

Bevelend wijst ze naar
de supermarkt en
vraagt me

wat ik zie:
ik noem een naam.

Nee, idioot,
dat is de overkant
en hoe komen wij daar?

Ik wil haar nooit meer ontstemmen,
zeg me hoe.

Maak je maar klaar,
we zullen moeten zwemmen.

5) Welke dichter zou u voor het volgende interview willen uitnodigen?

Tjitse Hofman. Ik hoorde hem tijdens de presentatie van Anneke Claus een gedicht voorlezen dat hij oorspronkelijk voor de Kift had geschreven. Er zit een regel in 'laat me niet lachen man' die me sindsdien door het hoofd spookt. Ik hoop dat hij dat gedicht kiest voor zijn interview.

© Interview: Arnoud van Adrichem


De schoonheid saboteren - gesprek over o.a. Batterij (2004) met Kester Freriks voor de NRC

De jonge dichter Tsead Bruinja slikte lsd en zag toen in rozen het aanstaande verval.

,,Ik kom voort uit de muziekcultuur.''

Als kleine jongen viel de dichter Tsead Bruinja (1974) uit het raam van zijn ouderlijk huis in Rinsumageest. Hij keek naar de wolkenluchten boven Friesland en raakte zo geboeid door de ruimte dat hij zijn evenwicht verloor. Nu woont Tsead Bruinja in een eindeloos lijkende, smalle straat van de Amsterdamse wijk De Baarsjes achter het Mercatorplein. De gevelrij aan de overkant vormt een gesloten wand. Zojuist verschenen Batterij, opvolger van zijn debuut Dat het zo hoorde (2003), en de royale, tweetalige bloemlezing Droom in blauwe regenjas/ Dream yn blauwe reinjas waarin de nieuwe dichters van Friesland zijn vertegenwoordigd.

In de verantwoording op de bloemlezing noemt Bruinja de `verweiding' van tal van Friese poëten, net zoals koeien van de ene weide naar de andere verplaatst worden. Voor de dichters betekent dat het verlaten van de `ouderlijke stee' van de jeugd naar een nieuwe, eigen woonplek. Die laatste ligt vaak in de stad. De groene weiden, aldus Bruinja, zijn soms een `plek van wreedheid en hevige emoties. De doden zijn er doder en de borsten zijn er bloter. Het is een gebied dat verlangt naar een poëzie in een klassiek ritme'.

Dit concluderen Bruinja en medesamensteller Hein Jaap Hilarides naar aanleiding van het gedicht `Oever' van Abe de Vries, dat toepasselijk begint met de regel `dit land is ruimte'. De samenstellers kwamen er al lezend en kiezend achter dat ze zich lieten leiden door enkele wezenlijke aspecten van de Friese taal en de Friese dichtkunst, namelijk de muzikaliteit van het vers, het `zangrijke' Fries en de absurde, vaak bondige formuleringen. Bovendien zijn deze gedichten ruwer dan het meer gestileerde, esthetisch verantwoorde vers in de huidige poëzie. Inhoudelijk spelen natuurmystiek en een mythologische ervaring van het Friese landschap als paradijs een rol, al is dat paradijs maar al te vaak verloren. De bloemlezing is bedoeld als aanvulling op de in 1994 verschenen historische bundel Spiegel van de Friese poëzie.

Bruinja: ,,Meer dan de helft van de dichters uit Droom in blauwe regenjas heeft het Friese land verlaten en woont in Groningen of Amsterdam. De meesten gingen studeren in Groningen of werden aangetrokken door het culturele aanbod van de grote stad. Er schuilt denk ik ook iets van verzet in. Je wilt je aan de vaak benauwende Friese gemeenschap onttrekken. Ik wil mijn Friese verleden niet romantiseren. Mijn eerste gedichten schreef ik in het Engels, het waren eerder songteksten. Ik was toen veertien jaar. Er hoorde ook muziek bij. Pas toen ik een keer, als student Engels, uit Londen terugging naar het noorden en tussen Hoek van Holland en Rotterdam populieren zag, sprong er een vonk over. De bomen herinnerden me aan `thuis'. Ik schreef mijn eerste gedicht in het Nederlands. Sindsdien wissel ik het Fries en het Nederlands af.''

Intuïtief

De keuze voor een vers in de ene of andere taal gebeurt vaak `intuïtief'. ,,Het begin dient zich aan als een regel of een beeld, en daarna moet ik verder'', legt hij uit. ,,Dan heb ik geen vrijheid meer. Een gedicht schrijven is een dwingende en geconcentreerde bezigheid, daarna ben ik ofwel doodmoe of ik stuiter vol energie door de straten.'' De gedichten van Bruinja zijn niet altijd eenvoudig te duiden. In zijn stijl houdt hij op zorgvuldige wijze het midden tussen een min of meer anekdotisch verhaal en de neiging tot abstracte taalmuziek. Is de bundel Dat het zo hoorde nog herkenbaar als wortelend in een romantische literaire traditie, Batterij is harder en vooral explosiever van toon. Bijna alle gedichten eindigen met een woord of een korte, compacte regel, zoals: `mijn mond', `wees in kilte/ bedreven' of `adem'. Dat slot staat er als een hamerslag. Bruinja ziet het zo: ,,Het hele gedicht heeft dat laatste beeld opgeladen, zoals een batterij het licht in een zaklamp veroorzaakt.''

Zoals veel van zijn generatiegenoten, de dichters die in het begin van de jaren negentig debuteerden, maakt Bruinja gebruik van muziek tijdens zijn voordrachten. Het lezen van poëzie door een vaak verlegen dichter voor de microfoon heeft voor hen afgedaan. Bruinja: ,,Ik kom voort uit de muziekcultuur. In de voor mij beslissende jaren als dichter, zo in de beginjaren van mijn middelbare school, luisterde ik naar muziek van The Doors en de symfonische rock van Marillion, met een zanger als Fish. Ik las de songteksten, vooral die van Jim Morrison, en raakte geboeid door associaties die ik vaak niet begreep, maar die me boeiden. Met een vriend maakten we onze eigen muziek met mijn teksten. We hadden een viersporenrecorder, gitaar, een drumcomputer en gebruikten samples. De muziek speelt tijdens mijn optredens een belangrijke rol, niet als achtergrond maar als gelijkwaardige kunstvorm. Een voordracht is elke keer anders. Ik kan stiltes langer nemen, want dan komt de muzikant aan bod. Veel dichters schrikken van hun eigen stem wanneer zij die horen, bijvoorbeeld op een recorder. Ik heb daar geen last van. Van vroeg af ben ik gewend aan mijn eigen stem. Als ik dicht, dan hoor ik mijn stem in mijn hoofd. Er klinkt het ritme. Toch houd ik ook van dichters voor wie het voorlezen op zijn ouderwets gaat, zoals het laatste optreden van Kees Ouwens tijdens Poetry International in Rotterdam. Het was intiem en puur, intens, verstild.''

Het was een verbouwde boerderij, ingeklemd tussen twee echte boerderijen, waar Tsead Bruinja de eerste acht jaren van zijn leven woonde. Zijn vader oefende het beroep uit van wasmachinemonteur. Door de economische teruggang in de jaren tachtig nam zijn vader een baan in het dorp Kollum aan als conciërge. Daar kwam het gezin in het midden van het dorp te wonen tegenover het politiebureau. ,,De verhuizing van het platteland naar het dorp heb ik altijd verschrikkelijk gevonden'', zegt Bruinja. ,,Ik zou zo in dit huis van vroeger willen wonen. Vanuit Kollum moest ik elke dag met de bus heen en weer naar het atheneum in Leeuwarden. Dat ging met zo'n oude Fram-bus. Het was of de uitlaatgassen via een slang weer terug de bus in gejaagd werden, zo verstikkend was het daarbinnen. Ik kreeg erge hoofdpijn, raakte overspannen. In de stad werd neergekeken op wie van het boerenland kwam. Maar de grens tussen oorzaak en gevolg is niet duidelijk te trekken. Ik zat in een hoekje gedichten te schrijven en misschien deden de medeleerlingen daarom wel zo neerbuigend.''

In Dat het zo hoorde wijdt Bruinja een prachtig gedicht aan dit huis van zijn prille jeugd dat hij `Brief' noemt: ,,(...) in de verbouwde boerderij aan de smal kronkelende landweg/ huizen een deel van je dromen/ en spoken achter het lichtelijk vergeelde vitrage van de ramen/ van toen je vader nog rookte en in de stenen/ kraakt het langzaam van herinnering aan warmere dagen/ van vloeibaarheid en zonnewind''. Dit gedicht is een mooi voorbeeld van Bruinja's door het Friese land en zijn Friese jeugd geïnspireerde poëzie. Het stroomt. Dat deed hij al vanaf zijn eerste gedichten, de taal laten stromen. Op de bladspiegel staan de gedichten er als tekstblokken, massief. Bruinja zegt `niet te houden van het pittoreske wit om de gedichten heen'. Evenmin heeft hij het op leestekens, hoofdletters en interpunctie, sterker: in geen enkel gedicht van zijn hand is een komma te bespeuren, laat staan een hoofdletter.

,,Hoewel ik mijn gedichten graag voordraag en de voordracht van wezenlijk belang is, ontken ik de vorm van het gedicht op de pagina niet. Ik laat me sterk leiden door de verdeling van het zwart-wit bij het vaststellen van de lengte van een versregel en waar ik enjambementen plaats. Ik vind komma's niet mooi en ze vertragen het stuwende ritme van een tekst. Ik besef dat het dubbelzinnig is: voordracht én woordbeeld. Net zoals mijn meertaligheid iets dubbels heeft. Ik leef in een soort dubbeltalig laboratorium met muziek én tekst, Fries én Nederlands.'' Bruinja heeft een pluriforme omgang met het vers: ,,Door de voordracht verandert een gedicht. De toeschouwer ziet daar een dichter staan, ziet zijn kleren, hoort de stem. Je kunt je als performer niet onzichtbaar maken of uitwissen, al ga je achter een muur staan. Dan nog denkt de toeschouwer dat die muur de dichter is. Aan de andere kant is het een misverstand te denken dat het lezen van een gedicht in een stil hoekje van je kamer een volstrekt ongestoorde bezigheid is. Ook in een huiskamer kan van alles gebeuren, zowel binnen als buiten. Hier beneden mij woont een drugsdealer. Junks staan vaak op het raam te bonzen, al hangt er een stuk papier waarop staat `Onbevoegden mogen niet kloppen op het raam'. Die onrust dringt ook hier mijn werkkamer binnen', ook al lees ik in alle afgezonderde stilte de gedichten van mijn lievelingsdichters.''

Pink Floyd

Vooral Amerikaanse schrijvers als Jack Kerouac, Walt Whitman en Raymond Carver strekten hem in de begintijd tot voorbeeld. Daarnaast de popzangers Jim Morrison van The Doors en Roger Waters van Pink Floyd. Aan hen heeft hij de magie en de kracht van associaties te danken. De dichter en uiterst compact schrijvende auteur Carver heeft hem beïnvloed bij het schrijven van Batterij, waarin een romantische toonzetting als die van het debuut geen enkele kans krijgt. ,,Met Batterij wilde ik de schoonheid saboteren'', zegt hij. ,,In Dat het zo hoorde is er sprake van het verlangen van een ik-figuur naar de ander, een geliefde bijvoorbeeld. Maar telkens ervaart die ik de afstand tot de ander. Ik heb de afstand die er bestaat tussen mensen steeds meer als thema van mijn gedichten gekozen. Ik wil die afstand met taal overbruggen zonder dat ik in staat ben het probleem van de distantie op te lossen. Dat moet ook niet, want dan verlies ik mijn onderwerp. Mijn fascinatie schuilt erin met taal een ander te bereiken, een geliefd iemand. Taal geeft glans aan de inhoud, vormt het uiterlijk. Als je een auto verkoopt, verkoop je ook geen motorblok op vier wielen. De ontwerper doet zijn uiterste best op de vorm.''

Niet altijd zijn klank, het ritme of de muziek van een eerste, geïnspireerde regel de bron van een gedicht. Dat kan ook weleens een gebeurtenis zijn. Levendig herinnert Tsead Bruinja zich het bezoek dat hij bracht aan een vriendin van wie hij verwachtte dat het iets zou worden. Dat gebeurde niet. Hij had een bos rozen meegenomen, ze praatten wat, gebruikten lsd en door de invloed van dit roesmiddel zag hij opeens in de rozen het aanstaande verval. Hij schreef stiekem op een briefje dat hij voor haar verborg: `ik zie de roos als een wrak in aanbouw'.

Het werd niks met de liefde, maar het gedicht mag er zijn. Bruinja: ,,Mijn gedichten beginnen vaker met een verhaal. Dat houdt de associaties in toom. Toen, bij dat meisje op de bank, dacht ik: `Wat doe ik hier?' Als ik een gedicht schrijf, dan stel ik me die vraag niet. Ik ga op in het gedicht, zoals ik vroeger opging in de ruimte en de wolken boven me in Friesland.''

Info:  `Batterij', uitg. Contact. `Droom in blauwe regenjas', uitg. Contact en uitg. Bornmeer, Leeuwarden. Optredens: 12/11 Crossing Border, Koninklijke Schouwburg, Den Haag; 27/11 De Wintertuin, Nijmegen. Tournee met `Droom in blauwe regenjas' t/m 19/11. Inl.: www.tseadbruinja.nl; www.droominblauweregenjas.nl.

(Bron: NRC, 05-11-2004)


Woorden als Osters marmotten - interview door Olga van Lierop over het gedicht 'Alarm' uit Bang voor de bal voor de Gelderlander

Nederland en Vlaanderen vieren vandaag de zesde editie van de Gedichtendag. Maar hoe gaat een dichter eigenlijk te werk? Hoe komt poëzie tot stand? Dichter Tsead Bruinja vertelt erover.

Visuele impressie van het gedicht 'Alarm' van Tsead Bruinja. - Illustratie: Ruben L. Oppenheimer

Gedichten schrijven en lezen heeft volgens Tsead Bruinja alles te maken met associëren en het oneindig leggen van verbanden. "Aan elk woord probeer je als aan een minnaar of minnares iets te veranderen, er iets van jezelf in aan te brengen. Gedichten kun je niet 'van a tot z' lezen. Je hebt handgrepen nodig. Ze hebben iets van een collage. Dingen lijken ogenschijnlijk niets met elkaar te maken te hebben, maar vaak is dat wel het geval."

Binnen het kader van het project Confrontaties: Poëzie in het lab schreef een aantal Nederlandse dichters in opdracht van het Nijmeegse cultureel centrum LUX een gedicht. Onder die gedichten is Alarm van de in het Friese Rinsumageest geboren Tsead Bruinja (1974). In 2000 debuteerde hij met de Friestalige bundel De wyzers yn it read, die hij in het Nederlands vertaalde onder de titel De wijzers in het rood. Zowel in het Fries als in het Nederlands verschenen van hem inmiddels verschillende bundels.

Bruinja werkte mee aan een onderzoek, waarbij het taalgebruik van dichters werd vergeleken met dat van niet-dichters. "Tijdens dat experiment heb ik op verschillende momenten aantekeningen gemaakt", vertelt hij. "Vervolgens heb ik, toen ik in de trein zat, in één keer een groot deel van het gedicht op papier gezet." In Alarm (hiernaast afgedrukt) maakt Bruinja veelvuldig gebruik van metaforen. Daardoor wordt de lezer gedwongen om het gedicht meerdere keren aandachtig te lezen. "Een aap staat bijvoorbeeld heel erg dicht bij de mens", legt Bruinja uit. "Bovendien worden apen net als mensen, en net als ik op dat moment, vaak gebruikt voor een experiment. Vervolgens voer ik de marmot van Fred Oster op. Voor mijn gevoel doen woorden in je hoofd hetzelfde als de marmotten in zijn shows, die in een bak naar vakjes met geldbedragen moesten racen.

"Alarm gaat eigenlijk over hoe woorden leven in je hoofd. Allerlei beelden die bij me opkwamen heb ik gebruikt om dat weer te geven. Alle woorden staan met elkaar in verband en je bent altijd bezig met het succesvol zoeken naar en het uiten van woorden. Het is een beetje zoals sjoelen, waarbij je hoopt dat je schijfje in het hoogste vakje terecht komt."

Het gegeven van de man die op zoek gaat naar een toilet kan eveneens op deze manier worden uitgelegd. Het moment dat hij zich op de wc ontlaadt toont overeenkomsten met het succes van het vinden van de juiste woorden.

Bij het overbrengen van de juiste woorden kunnen volgens de dichter veel stoorzenders bestaan, zoals de man met een lui oog die hij in het gedicht opvoert. "De manier waarop taal in zo'n geval wordt overgebracht is verstoord en onregelmatig. Die onregelmatigheid trekt alle aandacht en de taal wordt ondergeschikt."

Door middel van witregels geeft Bruinja in Alarm aan dat het 'verhaaltje' af is, maar het gedicht nog niet. "Als laatste moest de spanning nog op het gedicht worden gezet. Spanning zoals die ook staat op de scheerlijn van een tent. De spanningsboog bevindt zich in klanken en woorden en vraagt een bepaalde flexibiliteit van haar auteurs en haar lezers."

Tussen gedichten en geïmproviseerde muziek ziet hij belangrijke overeenkomsten. "Beide kunstvormen geven je dezelfde opdrachten en vrijheden en vullen elkaar goed aan. Als ik mijn werk voordraag doe ik dat dan ook vaak op muziek. In mijn werk spelen melodieën een belangrijke rol. Toch ga ik hierin niet zo ver dat betekenissen van woorden ondergeschikt worden aan hun klank."

Bruinja vertelt dat vaak pas duidelijk wordt van welk onderwerp of beeld hij bij een gedicht uitgaat als de eerste regel op papier staat. "In die zin was Alarm een ander verhaal, omdat het onderwerp daarvoor een vast gegeven was. Maar ook voor dit gedicht drongen zich allerlei beelden zich aan me op."

In tegenstelling tot veel andere dichters gaat het Tsead Bruinja voor de wind. Recent verschenen bij uitgeverij Contact de bundel Batterij en de Friese bloemlezing Droom in blauwe regenjas, ofwel Dream yn blauwe reinjas. "Ik ben blij dat het goed gaat en vind het bijna altijd leuk om ergens aan mee te doen en voordrachten te houden." Dat niet iedereen al zijn werk begrijpt lijkt hem logisch. "Van een preek in de kerk neemt ook niet iedereen alles in zich op. Als ze maar horen wat ik zeg."

Hieronder het gedicht van Tsead Bruinja, gemaakt in opdracht van LUX in het kader van het project Poëzie in het lab.

alarm

iemand sprak hem aan en de aap lachte minzaam voordat hij
iets terug zei minzaam alsof hij een marmot aan fred oster gaf

het is eigenlijk gewoon sjoelen met de ogen dicht dit praten
wachten op de bus met je rug naar de weg

elk schijfje als een man in een druk café blij
dat hij de wc bereikt heeft

een vuilnisman parkeert zijn truck
naast de pianozaak

een nieuwe minnaar een huis waar je hopelijk
een stoel of bank in verschuiven mag

dan een gezicht met een lui half dichtgeknepen en een gewoon oog
drie tempi die in dat orkest een andere maat de mond die rustig spreekt
het ene oog dat normaal knippert en het andere dat onregelmatig

hun opstelling is kortom
oooooeen fiasco

ooooohier moeten wel twee mensen spreken denk je
hier moeten wel twee ongelijke stellingen worden geuit
terwijl je mond en ogen aan elkaar probeert te verbinden

denk erom wat je met je jassen doet

en in de straat weer dat autoalarm

© Tsead Bruinja

Bron: De Gelderlander, 27-01-2005



Instinctief vertrouwen dat schoonheid ontstaat - een gesprek met Remco Ekkers in de Poëziekrant over de bundel Batterij (2004)

Uit de strakke Friese polder naar de chaos van de grootstad. Ergens tussen Fries en Engels en Nederlands in zoekt Tsead Bruinja zijn weg. 'Niet alles hoeft geduid, laat maar wat onduidelijkheid bestaan.' Deze jonge dichter die ook op het podium zijn streng trekt, probeert, onder een stortvloed van creatieve aanvechtingen, zijn eigen poëtische stem te beluisteren en zo tot rust te komen.

‘ In de tweede Nederlandstalige bundel van Tsead Bruinja zoekt de dichter inspiratie in de dorpskroeg van zijn jeugd waar zomers de cv volop aanstaat en de liefde onbeantwoord blijft. Er is weliswaar nog steeds een antiburgerlijke stem aan het woord, maar deze stem verbergt niet langer angst. Integendeel, op vrolijke en wrange wijze wordt hier gesproken over de wreedheid die samenhangt met de liefde en over de verlammende ellende, de honger en het lijden dat in de jaren tachtig van de beeldbuis spatte. In plaats van morele antwoorden op de problemen van de actualiteit te geven wordt haar dynamiek verkend. Er wordt vernield, een verloren liefde betreurd, en er is dorst. Hier is een gezelschapsdier aan het woord dat een feestje geeft voor de ongenode gasten uit zijn verleden.' ( Deze tekst staat op de website van de dichter: www.tseadbruinja.nl)

Tsead Bruinja (Rinsumageest, 1974) woont in Amsterdam. Hij studeerde Engels en Fries aan de Rijksuniversiteit Groningen en schrijft in het Nederlands en in het Fries. Hij publiceerde onder andere in Hjir , Ravage , Zwart ijs en op Rottend Staal Online . In 2000 debuteerde Bruinja in Friesland met De wizers yn it read ( De wijzers in het rood ) bij Uitgeverij Bornmeer. Samen met het collectief Gewassen (live muziek, beeld, rap en poëzie) won hij het Hendrik de Vries-stipendium 2002. Zijn Nederlandstalige debuut 'Dat het zo hoorde' werd genomineerd voor de Jo Peters Poëzieprijs.

Waar kom je vandaan?

'Ik ben geboren in een huis tussen de weilanden. Ik heb twee zussen; ik was de middelste. We zijn verhuisd toen ik acht was, naar het dorp Kollum. Was het comfortabel? Ja, ik hou erg van vrouwen.'

Het waren lieve zussen.

'Ja. Ik heb nog een goed contact met ze. Het was een goede tijd. Ik hield niet zoveel van het lange fietsen naar school, maar verder was het goed. Ik ben het later wel heel erg gaan koesteren. De vrijheid. Bij ons was er echt nog een boer die bijna alles met paard en wagen deed. Ik heb naast hem op de wagen gezeten. Gras maaien met een grote machine. De hooischuur. Als kind heb ik veel in het hooi gespeeld. Dat was wel eens gevaarlijk, vanwege de rotte vloeren en de kwaaie boeren.'

Je bent helemaal Friestalig opgevoed?

'Ja. Thuis spraken we Fries, maar ik kon al vrij snel Nederlands spreken. Dat leerde ik van de radio en de tv. Later ook op school. Het Fries en het Nederlands lijkt zoveel op elkaar dat elk kind dat vrij snel uitvogelt.'

Was je op school al een taaljongetje?

'Ik was een fantasiejongetje. Ik leefde toen al veel in mijn hoofd. Ik luisterde veel naar muziek. Je mocht op maandag een opstel schrijven en dan mochten we kiezen uit wat je in het weekend had meegemaakt of je mocht iets verzinnen. Ik heb maar één keer niet een opstel, maar een tekening gemaakt van het weekend. Ik bedacht liever iets nieuws. Mijn onderwijzer kon er geloof ik niet veel mee. Hij gaf een cijfer voor de fantasie en voor de stijl. Hij vond het te veel van de hak op de tak. Het was allemaal nogal associatief.

De middelbare school deed ik eerst in Kollum, de mavo, want ik had de citotoets heel slecht gemaakt - nerveus, faalangst. Dat is ook één van de redenen waarom ik mijn studie Engels niet heb afgemaakt. Die eerste klas ging veel te goed, allemaal negens en tienen. Dus de tweede klas deed ik in Leeuwarden. Dat was een ouderwetse school en dat sprak me wel aan. Een beetje discipline kon ik wel gebruiken. Om zes uur op en elke dag minstens twee en een half uur in de bus. Daar deed ik atheneum met Latijn. Tijdens het eerste jaar overleed mijn moeder en daarna ging het niet zo goed. In de derde ging het niet meer; wiskundeformules uit mijn hoofd leren, ik was tevergeefs verliefd en ik moest werken om mijn zakgeld bij te spijkeren. Ik wilde cd's en merkkleding kopen omdat ik er bij wilde horen. Zo dwars en eigenzinnig was ik dus ook weer niet. Wel tegen de leraren. We waren met een paar jongens die Fries spraken en toen zijn we Fries tegen een lerares gaan praten. Die werd pisnijdig, terwijl ze het heel goed kon verstaan.

In de vierde ben ik overspannen geraakt. Ik ben halverwege het jaar uitgestapt. Het reizen brak me ook op. Ik had last van migraine. Daarna ging ik in Buitenpost op school. Dat dorp lag veel dichter bij huis, zodat ik op de fiets kon, in twintig minuten. Ik kwam weer in de vierde klas, maar dat was een makkie, want ze waren in Leeuwarden verder. Freewheelen, bier drinken. Ik ging steeds meer andere dingen doen; druk met muziek, gitaar spelen, proberen een cd op te nemen en ik werkte heel veel. Dat vond ik prettig. Latijn had ik jammer genoeg niet meer.

Literatuuranalyse bij Nederlands vond ik verschrikkelijk. Ik was er niet goed in; die voorgeschreven weg! Ik moet mijn eigen manier kunnen volgen.'

Je ging Engels studeren.

'Ja. Ik was ver, moest alleen nog een scriptie en twee essays, maar inmiddels had ik het zo druk gekregen. Ik schreef gedichten, eerst in het Nederlands, toen in het Fries en die Friese gedichten werden gepubliceerd in tijdschriften. Daarvoor had ik alleen nog in het Engels geschreven, gedichten ook. Ik las Clockwork Orange , 1984 , Brave new world en Kerouac en popsongs. Dat waren geen eenvoudige teksten. Ik begreep er niet veel van en dat vond ik prettig. Ik begreep de woorden wel, maar... Bijvoorbeeld Jim Morrison van the Doors. Prachtig. Dat speelt nog steeds. Ik wil mijn eigen gedichten niet vaag maken, maar ik hoef ze ook niet helemaal te begrijpen.'

Het hoeft niet geduid worden.

'Of juist op verschillende manieren. Je moet een beetje mee kunnen veranderen.

Ik ging Engels studeren om beter te leren schrijven in het Engels. Dat was mijn droom. Als Kerouac in een hutje ergens in Amerika, schrijven. Een grote Amerikaanse roman. Ook al vrij snel poëzie. Ik richtte me op Walt Whitman en later William Carlos Williams. Ginsberg. De poëzie van Kerouac wordt onderschat.

Shakespeare? Later pas. Op de middelbare school las ik voor mijn lijst The Merchant of Venice . Dat vond ik vreselijk. Dat kluchtige. Ik was heel serieus en pretentieus. Nu kan ik wel tegen Hollywood-comedy's. Maar toen! Het moest wel ergens over gaan! Geen flauwekul. Het leek me toen te veel een trucje.'

Waar wilde je naar toe?

'Ik wilde schrijver worden. Ik leerde mensen kennen die veel optraden. Ik hoorde Kopland voorlezen. Ik ging naar de presentatie van Het hogere Noorden . Kwam bij een literair café Koekoek en daar ging ik al vrij snel dingen organiseren, het programma verzorgen. Toen kwam 'Dichters in de Prinsentuin' . Wat ik toen wilde was: literaire festivals organiseren, literaire avonden en zelf schrijven en veel optreden.'

Toen je de beslissing nam op te houden met de studie, had je in je hoofd: ik wil mijn brood verdienen met optreden en poëzie.

Het begon steeds beter te gaan. De festivals liepen goed en de publicaties in het Fries. Mijn Nederlandse poëzie was toen nog niet goed genoeg, voor een deel. Ik werd gevraagd voor de redactie van Hjir. In mijn studie ontmoette ik Faulkner en ik leerde van hem literaire technieken. Hij experimenteerde vrij veel. Hij schreef bijvoorbeeld een verhaal vanuit een autistische jongen. Daarna volgde ik een vak over Cormac McCarthy . Dat speelde ook in het zuiden van Amerika...zwaar en wrang. Het platteland speelt ook een grote rol. Donker, niet vaag. Het landschap is bij hem soms bijna een personage. Hij velt geen oordeel, laat het landschap spreken. Ik volgde ook graag African-American literature. De Nederlandse literatuur vond ik te gewoon, te weinig verbeelding.

Nu lees ik vooral Nederlandse poëzie. Voor radio Oog (Groningen) heb ik samen met Daniël Dee en Maria van Daalen wekelijks een Nederlandse roman en een bundel besproken. Dat was nuttig, als discipline. Dat was in 2002-2003. Ik herinner me Leon de Winter en Brouwers. Ivoren wachters ...vooral dat beeld van die rotte tanden. Dat blijf je in je mond voelen.'

Daar spreekt de dichter.

'Ja, ik wil het voelen. De Avonden heb ik niet uitgelezen. De stijl sprak me destijds niet aan.'

Waar wil je naar toe?

'Ik heb heel veel opgetreden en ik wil wel wat meer rust om te denken en te schrijven. Toch houd ik veel van het optreden. Ik treed nu op met een muzikant, Jaap van Keulen. Geweldig. Maar ik ben een huismus. Ik reis niet graag. Voor een optreden wel. Stuur me naar de Noordpool om op te treden voor een paar Eskimo's en ik ga.

Ik woon sinds kort in Amsterdam. Ik zou wel ergens aan zee willen wonen en wat meer tijd hebben, maar ik ben springerig. Ik moet mezelf bezig houden door verschillende dingen te doen. Ik wil ook wel simpel werk doen, als mijn poëzie niet meer in de smaak valt of niet meer goed is en ik geen werkbeurs meer krijg, om wat geld te verdienen, maar ik wil geen tijdrovend, opslokkend werk doen. Ik moet ruimte hebben om na te denken. Bij simpel werk kan dat.'

Een roman?

'Ja, daar werk ik nog aan. Tamelijk conventioneel. Lastig om de heldere lijn vast te houden. De volgende wordt meer associatief. Ik heb nu te veel projecten. Voor een roman heb je rust nodig.

Mijn ambitie is ook wat meer stukken te schrijven. Ik heb net een stuk geschreven voor de Wintertuinkrant. Ook teksten die wat meer in de buurt komen van het academische of beschouwende. Over taal en de relatie met muziek. Hoe taal werkt en het instinct.

In mijn poëzie probeer ik mijn denken een beetje voor de gek te houden door associatief te schrijven en dan toch uit te komen bij iets dat communiceert.

Een droom. Je hersenen verwerken alle informatie die binnenkomt, dat wordt gerangschikt en dat lijkt dan een verhaal. Daarom kun je het onthouden of er over nadenken. Op die manier werkt voor mij poëzie ook. Alle input, wat je meemaakt, hoort of leest, probeer je op een intuïtieve manier te rangschikken. Daarna kijk je wat je er verder mee kan doen. Ik heb het nu over het begin van het ontstaan van een gedicht.'

Dus als ik vraag: wat bezielt de dichter?,dan is je antwoord: Hoe mijn hersenen werken.

Misschien eerder: het ontdekken van zingen. Zingen is heel belangrijk. Ik vind schrijven ook zingen. Het gaat om de stem. Ik zie poëzie als een vorm van zingen en niet als een vorm van praten. Het muzikale aspect is bij het ontstaan van het gedicht belangrijker dan de gedachte.'

Waarom wil je het zingen ontdekken?

Ik heb ervaren dat het zingen mij bevalt. Door de improvisatie, de frasering en het lichamelijke van het zingen ontdek je mooie zinnen. Die zinnen leggen vervolgens weer iets bloot.

Zingen maakt je gelukkig.

'Ja. Als je naar Frank Sinatra luistert, hoor je door de jaren heen hoe zijn frasering verandert en volwassener wordt. Zangers die ouder worden, kunnen vaak minder kracht inzetten, maar ze zingen mooier, omdat ze kleinere verschillen kunnen maken. Dat is iets wat me fascineert in poëzie. Daarom gebruik ik veel herhaling. Hele kleine dingetjes laten verschuiven. Dat is een soort frasering. Je moet het nog een keer lezen. Bijvoorbeeld een gedicht waarin meerkoeten en eksters voorkomen en later meerkoeten en kraaien. Kleine verschuivingen. Daar word ik gelukkig van. `t Gaat er om hoe je het zegt. Het is niet alleen de fascinatie voor denken of hersenen. De stijl van het zingen is belangrijk, de techniek.

Ik ben geen geweldige zanger. Daar gaat het niet om. Hoe veranderen de dingen als je iets wijzigt? Als je ergens anders de klemtoon legt. Op papier: hoe een regel verandert als ik er een spatie voor zet. Dat is luisteren naar intuïtie. Dat heeft te maken metlef opbrengen, durven naar je eigen stem te luisteren.

De manier waarop ik poëzie schrijf, daagt me uit om steeds scherper te worden in mijn intuïtie. Dat je meer durft naar je zelf, naar die gekke associaties. Later komt natuurlijk het kritisch vermogen, dan ga je het goed bekijken. Het moet wel kunnen communiceren.'

Ontdekkingstocht naar jezelf? Hoe zit ik in elkaar? Wie ben ik?

Nee, dat interesseert me niet. Wel hoe de mens is. Ik heb een vrij animale kijk op de mens. Hoe overleef je? Hoe ingewikkeld ook. Waarom doen mensen dingen zoals ze ze doen? Daar voel ik een soort verantwoordelijkheid voor. Hoe reageren mensen?
In spreken is er zoiets als ‘saving face'. Je gaat iemand niet zomaar beledigen. Je hebt allemaal fatsoensnormen. Je spreekt iemand aan en dan hou je rekening met die ander. Doe je dat voor die ander? Daar geloof ik niet zo in. Dat doe je voornamelijk omdat je je kunt voorstellen hoe jij het zou ervaren.'

Handel steeds zo als je zelf behandeld wilt worden.

'Zo eerlijk mogelijk ten opzicht van je eigen denken staan. Dat probeer ik. Egoïsme is niet noodzakelijk slecht. Ik ben het gelukkigst als ik ruimte heb en als ik verschillende dingen kan doen en als ik met poëzie bezig ben. Er zijn geen vaste wetten in de poëzie. Nu zit het zo in elkaar en de volgende keer anders. Het is een soort vals spelen. Je moet heel veel opschrijven, niet bewust, niet bewust zoeken hoe het in elkaar zit. Je leest zo veel en schrijft zo veel dat er zo nu en dan iets boven komt drijven. De deur van perceptie wordt schoongemaakt door jezelf te overstelpen met informatie, te bedwelmen haast. Zei Aldous Huxley dat niet in navolging van Rimbaud of Baudelaire? Je moet informatie wantrouwen en toch heel veel tot je nemen, omdat je weet dat je het filter dat je hebt ontwikkeld, wel kunt vertrouwen.
Het moet waarde hebben, tijdelijk. Absolute oordelen moet je wantrouwen.'

Dient het een hoger doel? Verlangen naar een betere wereld?

'Dat weet ik niet. Poëzie dient geen doel. Er is wel een verlangen naar schoonheid. (In Batterij zitten wel een paar maatschappij-dingen. Maar poëzie heeft niet veel te maken met maatschappelijke standpunten. Ik ben goed bevriend met Mowaffk Al- Sawad en met Al Galidi. Er is genoeg maatschappelijke discussie. De verhouding oost-west...[niet in PK]) Ik verlang steeds naar nieuwe, spannende schoonheid.'

Een bijna instinctief zoeken naar schoonheid.

'Een instinctief vertrouwen dat die schoonheid ontstaat door de manier waarop ik zoek.'

Uit je biografie blijkt dat je verlegen was, maar je hebt ook een sterke behoefte om op te treden, je te laten gelden.

'Van een grote groep mensen word ik niet blij. Feestjes boeien me niet. Van uitgaan hou ik ook niet.'

Een grote zaal vind je verrukkelijk. Dat doe je met een vanzelfsprekend gemak.

'Er voor staan vind ik prima.'

Als een hoogleraar moderne letterkunde, bijvoorbeeld Gillis Dorleyn, je interviewt voor publiek, voel je je niet klein.

'Je moet het vertrouwen van een publiek veroveren. Je moet iets uitstralen. Ik probeer een bepaalde rust en relativering, een soort ernstige humor te creëren. Het publiek moet willen luisteren en niet het idee hebben: hier staat iemand verschrikkelijk moeilijk te doen. Ik wil vertrouwen winnen en laten zien dat ik met hen in gesprek ben, ook al zeggen ze niks.

Ik heb respect voor Gilles, maar in die rol van interviewer is hij een collega, iemand die geïnteresseerd is in de gedichten. Dat is bij hem heel echt. En ik ben geen beginneling meer. Ik heb nu vijf bundels geschreven en daar flink over nagedacht. Veel opgetreden, veel gelezen. Ik hou niet van valse bescheidenheid.'

Je behoort tot de generatie van internetdichters.

'Wat is dat? Ik weet niet of dat zo is. Mensen met een website? Dat is heel divers. Ik ga met heel veel groepen om. Bedoel je ook dat mijn generatie zich met pr bezighoudt? Dat doe ik heel bewust. Dat moest wel. Ik publiceerde eerst bundels in het Fries en bij landelijke tijdschriften hoefde ik niet aan te komen. Het internet functioneert nu als toneel. Bart F.M.Droog was een van mijn beste vrienden toen ik in Groningen woonde. Hij is heel belangrijk voor mij. We hebben samen gewerkt aan publicaties op het internet (TB - de voorafgaande zin begrijp ik zelf niet helemaal, hoewel Bart FM Droog en ik wel eens op en aan websites hebben samengewerkt ). Het gaat snel en goedkoop. Je kunt mensen een idee geven van je werk, van je voordracht. Op mijn site staan recensies, goed en slecht, dat vind ik leuk om bij te houden. Een paar keer per week. Optredens bijhouden. Laatst dat MTV-filmpje er op zetten.'

Voor oudere dichters was dat een vloek, zichzelf verkopen.

'Ik word er op aangesproken. Men verwijt je dat je naar een soort popsterrendom streeft. Ik wil best bekend zijn, maar als je mijn werk leest, merk je dat ik daar geen compromissen voor wil sluiten. Als je optreedt mag je best wat uitleggen om een gedicht te introduceren. Je mag het publiek wel helpen. Ik zorg er wel voor dat er goede foto's gemaakt worden voor de pr. Ik zet mp-drietjes op mijn website en ik zorg er voor dat ik via Google makkelijk gevonden wordt. Die site is handig voor mensen die mijn werk willen bestuderen. Er is onlangs een scriptie geschreven over Dat het zo hoorde.

De dichters van Epibreren hebben in het begin van alles gedaan om op de kaart te komen: optredens regelen voor weinig of geen geld. In de auto stappen en een end rijden door de sneeuw voor een jeugdhonk. Voor niks of reiskosten en een broodje voor een rumoerige zaal staan. Zo ging het vroeger met rock ‘n roll. Ik vind het leuk om op te treden en je moet je naamsbekendheid vergroten.

Uiteindelijk is wat je wilt: gelezen worden. Het vergroot je naamsbekendheid en het geeft zelfvertrouwen, waardoor je meer dingen durft. Je kunt je verder ontwikkelen.'

Je bent ook niet te beroerd om een bloemlezing Kutgedichten uit te geven.

'Ik vind het aardig om mezelf een beetje belachelijk te maken en het lokt discussie uit. Je komt erachter wie waar staat. Sommige dichters wilden er niet in. Dat is hun goed recht, maar ik denk: je mag wel een beetje relativeren. Ik vind het bij literatuur horen, bij kunst. Ik was gevraagd een bloemlezing te maken voor uitgeverij Passage. Ik wilde dat met Daniël Dee doen. We gingen brainstormen en kwamen op kutgedichten. Wat doen we? We maken een heel serieuze bloemlezing. Het is niet alleen om te lachen. Ja, het is een flauwe titel, maar dat mag. André van Duin vind ik ook best grappig.

We gaan nu klotengedichten maken. Niet gemakkelijk want de spelregel is: er mogen alleen gedichten met kloten of ballen in. Geen pikken en ook niet als iemand ‘klote' zegt.
Het is ook een excuus om heel veel gedichten te lezen, want je vindt ze nog niet zo gemakkelijk. Middagen lang in de bieb zitten. We zitten verder te denken aan vlagedichten. Het eerste vla-gedicht vonden we bij H.H. ter Balkt.'

De titel van je nieuwe bundel, Batterij, heb ik begrepen als: datgene wat me voedt, is mijn jeugd.

'Voor mij is Batterij iets anders. Veel van mijn poëzie gaat, als je het achteraf bekijkt, over afstand, vorm. Er is altijd een kern en iets er omheen. Batterij is voor mij ook de mens. De mens als container, als vaas, voor de ziel of wat dan ook. Batterij als houder.

Batterij heeft ook een agressieve betekenis, in de artillerie. Het is voor mij een wrede bundel, waarin ik agressie verken. Hij sluit aan bij mijn Friese roman. Die gaat over de plek van mijn jeugd, maar is verder volkomen fictief.

Vaas had misschien ook gekund, maar het is een beetje een gevaarlijk woord vanwege Faverey.

Saskia de Jong heeft net een interessante bundel geschreven, Zoekt vaas. Dan denk ik: daar heb je die vaas weer, de vaas op tafel van Faverey. Voor ik daarmee in gesprek ga, wil ik het eerst even goed uitzoeken, zodat ik er iets zinnigs over kan zeggen.

In het motto heb je meteen de stem:

‘Ik herinner me dat er ooit zo tegen me werd gesproken
stem jij was er eerder ook zeggen ze
wat een grappige leugen
vind je ook niet
jij en ik stem
jij en ik tegen de anderen
nog even
jij en ik
tegen de rest

(opmaak is in bundel anders)

Er zit iets geheimzinnigs in die stem, zoeken naar die stem.

'Het gaat voor mij over de illusie dat ik nu kan denken aan wat ik gister deed en dat degene die ik kan bedenken die ik was. ‘stem jij was er eerder ook zeggen ze' De illusie van eenheid: ik gister zou ik nu zijn. Dat is niet waar. Ik ben er nu.'

Daar ben je van overtuigd?

'Redelijk. Ik speel er mee. Het heeft een functie dat je denkt dat je er gister was en dat je dingen deed. Dat twintig jaar geleden mijn moeder stierf en dat ik denk dat dat nu een bepaalde invloed op mijn leven heeft. Als je niet een soort eenheid zou voelen, zou je gek worden. Als het allemaal losse stukjes zijn. Maar ik wil er wel mee spelen. Het is belangrijk - dat is die eerlijkheid - dat ik het ook kan zien als een illusie. Als ik er mee werk, geeft het diepte aan het schouwspel, de poppenkast, de projectie.'

Heeft dat verband met de opvatting dat deze tafel volgens de natuurkunde meer leeg dan vol is, een verzameling dansende moleculen en de alledaagse ervaring dat hij stevig is? Wat is de waarheid over deze tafel?

'Het zijn allemaal uitspraken van mensen; ze bedenken iets. Wat de waarheid over de tafel is, hangt af van degene die spreekt en hoe hij uit zijn bed is gestapt.

Het idee dat taal een illusie is, omdat het ding niet hetzelfde is als het woord, begrijp ik. Je moet dat weten als je schrijft. Maar de taal is tegelijkertijd geen illusie, want zij bestaat. Als ik een woord zeg, bestaat het.

Ik geloof er in het idee van het begrip Tsead te wantrouwen. Je moet dat met een gezond gevoel van humor en wantrouwen te lijf gaan. Ik ben een bundel eigenschappen èn ik ben iets dat nu niet uit elkaar valt. Ik-nu is iets anders dan ik-morgen. Het is belangrijk om je dat te realiseren. Je moet het niet de hele tijd denken. Het is een grappige leugen. Die ik is iemand die nadenkt. Ik meen me te herinneren dat ik ooit heb nagedacht. Dat denken zo werkt. En dat de aaneenschakeling van projecties het ik maakt.'

Op de volgende bladzijde staat: ‘...kind dat buiten nacht komt zeggen'.

'Dat is een regel uit een gedicht van Marga Kool. In de eerste afdeling maak ik gebruik van mijn jeugd in Kollum. Elementen uit die jeugd, De tijd van Live Aid, honger in Afrika. Moet je je daarbij neerleggen?'

Je gebruikt geen interpunctie, geen hoofdletters.

'Ik vind het niet mooi. Het is een puur esthetische beslissing. Dat pure klopt waarschijnlijk niet, omdat het een combinatie is van esthetiek, de meerduidigheid en het dwingende rimte.'

een jurk met knopen die op haar knieën hing
die nog niet dichtgeknoopt was

schaduw
kuiltjes in haar lemen wang

teleurgesteld kijken als hij niet achteropspringt en de bus pakt
zeggen over mijn borsten zou je niets te klagen hebben
zeggen maar mijn kont is een ander verhaal

er zijn dagen waarop elke ontmoeting
een verregende wedstrijd lijkt

denk ik speel dit maar
ik ben dit niet

mijn mond is voller en steviger er is
geen rooster dat mijn mond kan vangen

en er is altijd aas
dat grotere roofdieren
achterlaten


© Tsead Bruinja

Het heeft het effect dat je heen weer kunt lezen en dat je als lezer zelf de grenzen moet bepalen.

'Vanaf het begin dat ik schreef is het mijn kracht geweest dat ik regels in elkaar over liet lopen. Het moet een beetje buitelen. De popteksten zullen wel invloed hebben gehad. In de cd-boekjes zie je ook geen punten of komma's.

In het gedicht dat je aanhaalt heb ik het over een vrouw die zit te plassen. "kuiltjes in haar lemen wang" vind ik een mooie regel. Leem is hard, glad. Het is een associatie.

Ik speel nu een andere rol dan wanneer ik schrijf. Nu interpreteer ik. Met "geen rooster" bedoel ik: ze is onafhankelijk. Er is geen computer die mij na kan doen. Een rooster is een grid. Een programma bestaat uit vectoren, waarbij een vak later wordt ingevuld. Je kunt scannen en dan maak je uit gaas een omtrek. Er is geen rooster hier; haar mond is uniek. En

"aas" en "grotere roofdieren": er is altijd wel een jongen die door mooiere meisjes is afgewezen.

De afdeling begint met dat meisje dat het dorp binnenkomt.

het lichaam van morgen
dat haar vandaag binnenhaalde
als een loopse toevallige bruid
als een overwinning

het weet niet wat deze kleine brief
zal aanrichten in zijn rustige dorp

niemand weet dat


© Tsead Bruinja

Het is een beeld van wat de wereld van die jongen binnenstapt, bijna vanuit de tv.

vier en een half volt legotreintje
verdwijnt in de groene tunnel
van papier-maché

twee jongensbenen in de lange
blauwe broekspijpen
van een jeans

de moeder als man in uniform
de vader als vrouw thuis

wie speelt voor god
wie kiest het scharnier

hij trekt de stekker uit de houder
en legt zijn tong tegen de polen

vier en een half volt tong
trekt zich terug

in de mond van een tunnel
de tong als mond

praliné

© Tsead Bruinja


Een aantal gedichten eindigt met één woord: dat is een soort batterij die door de rest van het gedicht wordt opgeladen.

De lezer denkt: die moeder is verpleegster of zo, of agent.

'Het is metaforisch. Die moeder is de krachtige figuur.'

"wie speelt voor god / wie kiest het scharnier"

'Wie bepaalt het filter voor die jongen? Wie bepaalt hoe hij de wereld gaat zien? Wie bepaalt waar het scharnier wordt geplaatst? Hoe het een aan het andere wordt gezet? Waar de deur opengaat, welke spiegel hij zal gebruiken. Of die spiegel krom, hol of bol is?'

'vier en een half volt tong / trekt zich terug'

'
Hier vind je de batterij. Container. De mond als container van de tong. De tong als container, als iets om iets anders heen. De tong trekt zich terug. Als je aan verlegenheid denkt... Je kunt hier veel uithalen. De tunnel, daarin kun je je terugtrekken.

Je houdt van herhalingen en kleine verschuivingen. Op p.8 een voorbeeld: "de wieg en het vuur / de wieg in brand / de brand in de wieg / de wiegende brand / de brand aan je kont / de bliksem in je bol / de lach aan je kont". Je speelt met klank, gaat van de a naar de o.

'Het gedicht is geschreven in opdracht van Parmentier, naar aanleiding van de film Kill Bill Vol.1 van Quentin Tarantino. Probeer Kill Bill in Kollum te zetten. Voor mij zijn die ‘koude handen om de voorraad' weer een batterij, een houder. De handen zijn bijna de handen die een geliefde vasthouden. Die houden een soort container vast, een omhulsel, een batterij.

Die herhalingen vind ik wel mooi. Martin Reints heeft me daarin geïnspireerd. Niet in deze herhaling. Ik gebruik verder graag nevenschikkingen. Je kunt aan Arjen Duinker denken. Dat werkt goed soms, prettig.'

Wat bedoel je met "misschien wordt het wel knokken"?

Met degene die goederen levert voor de supermarkt. Die jongen is met de containers aan het werk. Hij rijdt ze het magazijn in.

Waarom zou het knokken worden?

'Er staat ‘de wieg in brand', de bliksem in je bol'. Uit gekte. Het is een associatieve figuur.

het hongerige kindje zegt eet
dan help je ons
eet bij de keten
scharrel erheen en eet
voor elke hap schenken zij

een mooi jokkend meisje
vind je ook niet
een mooi mokkend kindje
opgegroeid voor galg en rad
overmand door gras

niet over denken denken
de nacht zonder begin en eind
een witbetegeld ondergronds
station met dezelfde trap
aan weerskanten


© Tsead Bruinja


Ik vind "overmand door gras" een mooie regel.

'Ik laat het gras bijna voor een agressieve minnaar spelen.'

Dit is een kindje op de tv?

'Burger King had bedacht dat zij voor elke hamburger die je at, een dubbeltje zouden schenken aan hongerige kinderen. Steeds dikker wordende Amerikanen sussen hun geweten. Ik zet dat kindje naast de toonbank. Het zegt: "Eet hier alsjeblieft". Dat station komt ergens anders vandaan. Dat klopte voor mij bij dat beeld... We durven niet te denken aan wat er gebeurt, omdat we bang zijn te verdwalen... Als je tegen iemand zegt ; ‘Taal schept illusies' of ‘God is door taal geschapen', kan hij angstig reageren. Door de oneindige mogelijkheden van taal kunnen we ingewikkelde dingen bedenken zoals de hemel. Daar schrikken mensen misschien van, omdat het betekent dat de hemelse troost een constructie is die mogelijk gemaakt is door de evolutie van onze hersenen. Dat heb ik onder andere bij de J.H. Roder gelezen.'

onder een laag van sneeuw en as
ligt de zoetekauw stil denkend
aan de recepten van zijn mamma

twee lichamen

een hoofd neemt de beslissing
de beslissing nog niet te nemen

er was bloed en daar moest
een lichaam omheen

het was een goeie sheriff die zijn
secretaresse zo behandelde

het was een dag om de goden
van iemand anders te vervelen

twee lichamen

een man toetert zijn accu leeg

belhamel

© Tsead Bruinja

Je begint met doodsbeelden en dan komt die zoetekauw. "Twee lichamen" staat er. De jongen en de moeder?

'De jongen en het meisje uit het vorige gedicht, het meisje dat het dorp binnenkomt aan het begin van de afdeling. Er zitten westernbeelden in. Achteraf gaat het gedicht ook over communicatie of over het gebrek er aan.

Een deel van de bundel gaat over misdaad en hoe je daar anders naar kunt kijken. Hier wordt de afstand opgeheven. Wat je vaak ziet is het demoniseren: een gemeenschap probeert datgene dat niet geaccepteerd gedrag is, niet menselijk te verklaren. ‘beter ziet men in de vijand / een broer die zijn bruid niet kreeg'. Het is een verwijzing naar Bas Belleman, een dichter die met het begrip ‘vijand' werkt. Dat doet hij mooi.'

Ook in het gedicht 'Rekening' heb je het over een misdaad:

REKENING

een bijl klepelt zich door het vlees
door de vreselijke armleuningen
terwijl ik ijver aan een gezicht
sloop
dit gezicht

kijk om je heen en alle jongen zijn er nog
de kamer is een beker vlammen
een nieuw ras bloeit in de straten

snijd een oor uit het been van rib
en laat dat bot in de huidsok glijden

slavernij/robot

tel de beeldpunten van de metropolis
op de beschilderde glasplaat
ontrafel ontslaap

tel de klappen die je krijgt

breng het loeder tot inkeer met natte gist
neem afscheid van dit lichaam als bron

slik je tong in
knecht

breek het ijs met je lichaam
eis haar totale handen

neem de teugels
veil de rekening

neuzel lik en huldig


© Tsead Bruinja

Ik moet denken aan Verhagen.

'Die heeft indruk op me gemaakt. Ik ben hem later pas gaan lezen. Ik moet Eeuwige vlam nog kopen.'

Als ik dit gedicht lees, denk ik: dit is goed, maar ik begrijp er niet veel van.

'Het begint met iemand die in een luie stoel zit. Die bijlslag hoeft niet letterlijk te gebeuren. In het woord ‘klepelt' schuilt de tijd. Een man in een stoel voelt hoe de tijd zijn vlees aan het afbreken is. Die man ijvert voor een beeld naar de buitenwereld. Hij wil dat gezicht ook weer afbreken. Hij vraagt de wereld dat beeld af te breken, om kritisch te zijn. Het is de monoloog van een huismus. Hij kijkt veel tv. Iemand had een brandwond, zijn oor was bijna weg en toen maakten ze een nieuw oor uit zijn rib en bekleedden dat weer met vlees.'

Je moet letterlijk lezen: er staat wat er staat.

'Door de verschillende strofes bij elkaar te zetten maak ik er een geheel van. Het is soms een een verzameling fragmenten die me dwingt tot het bedenken van een omvattend verhaal, een ontwikkeling die maar geen eindtoestand kan vinden.

Ik zie ook symboliek: daar ontkom je niet aan. Rib-Eva.

'Het is allemaal leegte en inhoud. Het is gedicht is gebaseerd op het kijken naar de tv. Hoe je dat kunt gebruiken om naar de werkelijkheid te kijken. Je waarneming is opgebouwd uit beeldpunten. ‘tel de beeldpunten van de metropolis / op de beschilderde glasplaat / ontrafel ontslaap' Het decor van een film werd geschilderd op glasplaat, zodat diepte werd gesuggereerd.'

"neem afscheid van dit lichaam als bron"

Als batterij, als inhoud, als stroombron. [ TB: Misschien bedoel ik hier ook het lichaam als bron van verhoudingen, zoals bij de gulden snede - niet in PK ].

Waarom moet ik daar afscheid van nemen?

Omdat het een beperkend referentiekader is dat zorgt voor waanbeelden. Functionele en troostende waanbeelden, dat wel... Het lichaam omarmt het hart. Neem afscheid van het hart, als bron van je denken. De ratio, het luchtige vluchtige denken. Dat is een tegenstelling met het lichaam als bron, als eeuwig referentiekader. Het idee God is grotendeels projectie van het idee van het biologisch wezen. Je hebt een vader en een moeder. Uiteindelijk een hemelse vader. Logisch. Dus: neem afscheid van je lichaam als referentiepunt. ‘slik je tong in / knecht'. Dat laatste woord is ook een werkwoord.

Later zegt die jongen of man: ‘breek het ijs met je lichaam / eis haar totale handen'. Het is echt een gigantische idioot, die jongen. Hij blijft maar zeggen: zo en zo moet het. Eigenlijk is het iemand die heel erg hard probeert om een manier te vinden om te leven. Hij maakt de rekening op. Het is een soort afrekening.

Aan het slot een relativering: ‘neuzel lik en huldig'. Een verwijzing naar Ramses Shaffy. Erotisch? Zeker. Er zit een stuk Gerbandy in als ik het zo lees.'

Je hebt de bundel heel bewust opgebouwd. De gedichten verwijzen vaak naar elkaar. Het is de geschiedenis van een jongen. In het laatste gedicht van de afdeling brengt de jongen een meisje naar het park. Hij doet zijn best, neemt fles en glazen mee. Je kiest een motto van Ida Gerhardt: ‘stuwende en gestadig is het eigen leven // verborgen arbeidend; totdat het diepst verlangen / tot rust wordt in het woord'. Dat is toch wat je doet in deze bundel? Hoe je dat motto verbindt met de poging om dat meisje te verleiden...

Niet alleen verleiden; er komt bijna een moord in dit gedicht voor. ‘breng je nacht'. Dat speelt door de hele afdeling. Het is niet helemaal duidelijk wat die jongen uitspookt.
Ik denk nu even aan Hulp van Bart Meuleman, waarin die onduidelijkheid ook heerst.

Om op de rust terug te komen... die rust is ironisch. In mijn woorden zit die rust niet. Natuurlijk is er uiteindelijk een verlangen naar rust. Bijna alles in de natuur..., dat is een van de eerste natuurwetten: alles is op zoek naar een rusttoestand. Uiteindelijk is dat ook wat ik zoek. Maar de kick er vòòr! De kick kies je omdat de rust er na groter is'.

(bron: Poëziekrant Jaargang 28 - Nr. 6, december 2004



VERANTWOORDING

Muziek

Een aantal afdelingen van de bundel worden voorafgegaan door quotes uit liedjes. Hieronder daar iets meer over.

P. 5 - 'Games without Frontiers' van Peter Gabriel komt van de plaat Peter Gabriel (1980) - meer op http://www.petergabriel.com/
p. 7 - 'Warm wet Circles' van Marillion, met Fish op zang, komt van de plaat Clutching at straws (1987) - meer op http://www.the-company.com/
p. 18 - 'How can you live in the northeast' van Paul Simon komt van de plaat Surprise (2006) - meer op http://www.paulsimon.com/
p. 24 - 'The walk of life' van Dire Straits komt van de plaat Brothers in Arms (1985) - meer op http://www.mark-knopfler.co.uk/
p. 49 - 'Genie' van Marillion, met Steve Hogarth op zang, komt van de plaat Marbles (2004) - meer op http://www.marillion.com/
p. 61 - 'What god wants, part III' van Roger Waters komt van de plaat Amused to death (1992) - meer op http://www.rogerwatersonline.com/

Een aantal van de gedichten uit deze bundel verschenen eerder in de literaire tijdschriften De Academische Boekengids, DWB, De Gids, Het Liegend Konijn, Parmentier, Passionate, Raster en De Zingende Zaag.

'Koppelbaas ' werd geschreven voor het boek 12x12 voor landschapsschilder Berend Groen (1947-2003).

'Dienst' werd geschreven voor een avond over wetsvoorstellen in theater Perdu te Amsterdam.

'Zegt ze' werd op uitnodiging van het Rijksmuseum te Amsterdam, Poetry International en het NRC geschreven bij het schilderij 'Jeremia treurend over de verwoesting van Jeruzalem'. Het gedicht en een afbeelding van het schilderij zijn terug te vinden in de bloemlezing Lyrisch van Rembrandt (Nieuw Amsterdam, 2006).



'Specialist op het gebied van kozijnen' werd geschreven voor de nieuwjaarsreceptie van de gemeente Amsterdam in 2006 en later opgenomen in DWB.

'Huis aan de kade' verscheen samen met nieuwe gedichten van Paul Bogaert in de vierde uitgave van de Klimopreeks 117-234 (Middelburg, 2004).

'Bang voor de bal' werd geschreven voor een expositie in het winkelraam van Galerie Ceasura te Middelburg.

'Graat' werd geschreven bij de Erasmusbrug te Rotterdam voor de bloemlezing Poëtisch Rotterdam (De kleine Uil, 2005) en opgedragen aan de dichter F. van Dixhoorn: http://www.intraquest.nl/art/fvandixhoorn/.

De cyclus 'Vader storen' werd geschreven en geanimeerd in samenwerking met beeldend kunstenaar Ramon Verberne en muzikant Jaap van Keulen en verscheen als filmpje onder de titel 'Snavel boot'. Dit filmpje is te bekijken via deze link: http://www.tseadbruinja.nl/snavelkleinst.wmv

'Jurk / Waarom wil ik met jou praten' en 'Cor' werden beide geschreven voor het project Stof mode en poëzie van productiehuis en festival De Wintertuin te Nijmegen.

'Vier Henry's' en 'Een sinaasappel voor Henry' werden geschreven bij een portretfoto van Henry Kissinger in opdracht van het Fotografiemuseum Amsterdam. De gedichten werden mede geïnspireerd door het lezen van het boek The trial of Henry Kissinger ( Verso; New York, 2002) van Christopher Hitchens.

' 't Einde van de wereld' werd geschreven bij het gebouw 't Einde van de wereld aan de Nieuwe Zijdsvoorburgwal nr. 10. Het gaat om een oud hoog wit gebouw waar onderin een Chinees restaurant gevestigd is met de naam Dragon Corner. Het gedicht werd geschreven voor de bloemlezing Poëtisch Amsterdam (De kleine Uil, 2005).

'Alarm' werd geschreven voor het project Dichters in het lab (2005), een samenwerking tussen cultuurpodium LUX en het Max Planck Instituut voor Psycholinguïstiek, beide te Nijmegen. Men onderzocht hoe het menselijk brein omgaat met overeenkomst en betekenis in woorden. Het gedicht werd samen met het onderzoek en de gedichten van de andere deelnemers gepubliceerd in het tijdschrift Parmentier en in de Gelderlander. Vervolgens werd er door illustrator en cartoonist Ruben L. Oppenheimer gereageerd op het gedicht. Een afbeelding daarvan met een interview over het project en het gedicht is vinden via http://www.tseadbruinja.nl/nederlands/interviews.htm#marmot

'Dansen de honden' werd in opdracht van de Vereniging voor Letterkundigen geschreven en als vaandel aangeboden aan de jubilerende LIRA in 2006.

Voor het schrijven van de gedichten 'Promodag van de hondenclub', 'Wandelzoektocht', 'nog vaak kiezen eigenaars' en 'u had ons moeten zien' heb ik dankbaar gebruik gemaakt van de website http:// www.dewaakhond.com.

'Tuurlijk lust je een stuk van die taart' werd geschreven voor de Kunstroute tijdens het festival Mooie Woorden te Utrecht in 2005. Het gedicht is een reactie op het schilderij 'Last party' van Rein Blank.

Jan Schellink weer op mijn gedicht reageerde met een videoloop. Click hier voor het filmpje van Jan Schellink!

'Gastspreker en voorzitter in de kantine' werd geïnspireerd door een vergadering van de Vereniging voor Letterkundigen en geschreven voor het Talismannummer van tijdschrift De Zingende Zaag.

'Na zijn dancing days was er de vrouw met de spons' werd geschreven bij een schilderij van De hengst (ca. 1934) van Herman de Kruyder in opdracht van het Rijksmuseum Twente.



Klophengst (uit de grote van dale) - deze term komt voor in het gedicht 'Na zijn dancing days was er de vrouw met de spons'.

   1 hengst die men, door het verbrijzelen van de teelballen met een houten hamer, ongeschikt maakt tot de voortteling
   1 niet behoorlijk gesneden hengst
   2 hengst waarbij een der of beide ballen niet in de balzak hangen, maar in de buikholte achtergebleven zijn
   3 (scheldwoord) zak

'De wagen van de deen' is opgedragen aan beeldend kunstenaar en dichter Hans Wap en was eerder te lezen op de website: www.dbnl.nl, september 2006.

'Een benauwde dag' werd geschreven voor de eenzame uitvaart van Hendrik Gerbus. Voor een verslag van de uitvaart kijkt u op: http://www.starik.nl/agenda/ (woensdag 29 september 2004). Meer over het project van dichter F. Starik en het gelijknamige boek kunt u vinden op http:// www.nieuwamsterdam.nl/deeenzameuitvaart.

'Prévert' werd geschreven voor de Groningen Cultuur Agenda 2006 (In Boekvorm Uitgevers)

'Schuim' werd geschreven op uitnodiging van het NRC. Ik draag het samen met de gedichten 'Herhaald verzoek' en 'Het geld het fruit en de familie' op aan mijn vrouw Sas.

'Het geld het fruit en de familie' werd in opdracht van tijdschrift de Gids geschreven rondom het thema 'seks'.

'Vertrek' werd geschreven voor een uitgave rondom het afscheid van Wim Karssen als voorzitter van de Nederlandse Boekverkopersbond.

'Wij spelen wasbord op de onderkaak' verscheen eerder in de bloemlezing Dichters in de Prinsentuin 2006 (St. Dichters in de Prinsentuin, 2006).

Het gedicht 'Achtergrondinformatie' werd opgedragen aan de dichter Martin Reints.









Ontstaansgeschiedenis van de titel - Bang voor de bal de expositie in Middelburg



F
FFoto's door Bianca Runge

Click op de foto's voor een grotere versie!

Caesuur, Lange Noordstraat 67, Middelburg

CAESUUR wordt ondersteund door het Prins Bernhard Cultuurfonds, de Provincie Zeeland en de Maurits van Kattendijke Stichting



Tsead Bruinja dicht op de etalageruiten van Caesuur (PZC, 18-12-2004)

door Ernst Jan Rozendaal

MIDDELBURG - De manifestatie 'Dichters op de ruiten van Caesuur' is inmiddels een jaarlijks terugkerend evenement geworden. Na Tonnus Oosterhoff en Moustafa Stitou toont nu de Friese dichter Tsead Bruinja (1974) zijn poëzie bij de Middelburgse expositieruimte Caesuur. Zijn gedicht 'Bang voor de bal' wordt vandaag gedoopt met een reeks aan poëzievoordrachten.



De Middelburgse dichter F. van Dixhoorn nodigde twee jaar geleden Tonnus Oosterhoff uit een gedicht te laten zien op de ruiten van Caesuur, de Middelburgse expositieruimte die dag en nacht kunst tentoonstelt achter de etalageruiten van een voormalige winkel in de Lange Noordstraat. Na de bewegende gedichten van Oosterhoff volgde vorig jaar een projectie van Stitou. Nu heeft Bruinja speciaal voor Caesuur een gedicht geschreven. De drie strofen van het gedicht, of misschien zijn het wel drie afzonderlijke gedichten, zijn te lezen op de ruiten en de deur daar tussenin.

"Ik wilde iets met de ruimte doen en met de straat", vertelt Bruinja. "Ik was net een boek aan te lezen waar ik stuitte op de woorden bang voor de bal. Het boek vond ik niet zo goed, maar die woorden bleven hangen. Ik kreeg het beeld van een jongen die op straat speelt. Hij is bang voor de bal. Achter het raam van Caesuur zit iemand die met hem wil spelen. Dat is de gedachte achter het gedicht, maar zoals bij alle poëzie zijn meerdere betekenissen mogelijk. In de manier waarop ik de poëzie presenteer, wil ik ook de gelaagdheid van gedichten laten zien." Ook een grote discobal verwijst naar de angst voor de bal, volgens Bruinja op te vatten als de angst om te dansen of van vrouwen en mannen om elkaar te benaderen. Door licht op straat te laten vallen, hoopt Bruinja dat zijn beeld onwonenden en voorbijgangers ook 's avonds aanspreekt.

"Voor mij is dit een experiment om te onderzoeken hoe je een gedicht driedimensionaal kunt presenteren. Alle delen van het gedicht verwijzen naar elkaar, maar anders dan op de bladzijden van een poëziebundel."

Het gedicht van Bruinja kan tot en met 10 januari bij Caesuur worden bekeken. Vandaag (van 16 tot 18 uur) wordt het ingewijd door voordrachten van Bruinja zelf en van Jan Baeke, Erik Lindner, Thomas Möhlmann en Tjitske Musche. "Dat zijn dichters die ik zelf erg goed vind. Zo'n opening is een mooie kans om mensen met hun werk kennis te laten maken. Op een laagdrempelige manier. De toeschouwer wordt niet gedwongen, maar de poëzie wordt wel serieus genomen."

( http://www.pzc.nl/)

terug naar boven

 




© Bianca Runge

terug naar boven




© Bianca Runge

terug naar boven




© Bianca Runge

terug naar boven




© Bianca Runge

terug naar boven



met wie


met bang voor de bal


vanaf het einde van deze straat
kruipt onder de stenen door
aan een zijden draadje
mijn zin om te spelen


de componist
op de camping
werkt aan zijn vakantie

hij dirigeert
zijn angst
naar een deur
verderop


zijn moeder hangt op
als ik aan de deur bel
bang voor de bal
staat op


krulspelden stoppelvelden mollenhopen dauw
bang voor de bal schopt


© Tsead Bruinja

terug naar boven