Dagboek over optredens in het buitenland en over het leven als dichter



Hoe leeft een dichter (en waarvan)? 2008

Dagboek over deelname aan het Struga Poëziefestival in Macedonië, 2007
Over het leven als optredend dichter, 2007
Friestalig dagboek, bijgehouden tijdens Poetry International, 2004
Friestalig interview en verslag van Poetry International, 2002
Dagboek over deelname aan een festival in Toulouse, 2002


Hoe leeft een dichter?

Door Tsead Bruinja

Tijdens feestjes, etentjes en andere sociale aangelegenheden komt het geregeld voor dat mensen mij vragen of ik van mijn dichtersschap kan leven. Ik antwoord dan bevestigend en voeg toe dat mijn inkomen naast het optreden en het schrijven, voortkomt uit een aantal aan het schrijven gerelateerde activiteiten, zoals het presenteren van literaire avonden en het verzorgen van interviews met dichters, bijvoorbeeld tijdens Poetry International in Rotterdam. Als minst poëtische nevenactiviteit noem ik meestal als laatste het vergaderen.
            De afgelopen drie jaar nam ik als beginnend vergadertijger plaats in de Commissie Letteren van de Raad voor Cultuur, een orgaan dat het Ministerie van OCW van adviezen voorziet. In ons geval gaat het dan om het hele letterenveld, waaronder o.a. het Nederlands Literaire Productie- en Vertalingenfonds, Het Fonds voor de Letteren, Stichting Lezen en een aantal van de grote festivals. Mijn werk voor de commissie bestaat voornamelijk uit het lezen van vuistdikke dossiers over toekomstig beleid, het voeren van ‘monitorgesprekken’ met de verschillende stichtingen en fondsen en het bezoeken van literaire avonden. Net als bij de vergaderingen van de Lira staat voor al deze verplichtingen een bepaald vacatiebedrag, dat naast de core-business van het schrijven en optreden, een welkome aanvulling vormt op mijn maandelijkse inkomen.
            De meeste interviews die ik door het jaar heen met dichters houd, vinden plaats tijdens Poetry International, dat afgelopen jaar voor de 39e maal werd gehouden. Naast de avondprogramma’s in de zalen van de Rotterdamse schouwburg, werden er in de tuin van het café naast de schouwburg en in de foyer gesprekken gehouden met de dichters die bij het festival te gast waren. Zo sprak ik op zondag met een jonge Duitse dichteres die eerst geruime tijd zoek bleek en daarna tijdens ons gesprek weigerde het over de technische aspecten van haar gedichten te hebben; moest ik aan een Argentijnse dichteres bekennen dat ik haar werk niet helemaal begreep, wat zij op haar beurt weer niet kon vatten, maar wat dan weer wel leidde tot een erg mooi en verhelderend gesprek. Samen met dichter Jan Baeke presenteerde ik de slotavond van het festival, waarbij een groot aantal van de dichters sprak over hun persoonlijke Arcadië en wij hen ludieke vragen mochten stelden, waarna het nog laat en gezellig werd.
            Tussen het schrijven, lezen en optreden door, ben ik dus af en toe bezig me te verdiepen in het werk van andere dichters die ik moet interviewen of met kennis te nemen van de soms in zeer wollige taal geschreven beleidsplannen van diverse organisaties in het letterenveld. Daarnaast zijn er nog talloze dingen die ik voor niets doe, zoals optreden in een klein café of op een ludiek festival, een aankondiging hier en daar en het voorlezen tijdens radioprogramma’s al dan niet in combinatie met een interview.
            Nu wist ik dat ik voor het voorlezen van gedichten tijdens die radioprogramma’s via de Lira geld kon claimen, maar ik dacht dat het uitzoeken van de gedichten die ik had voorgelezen en het invullen van de formulieren me meer tijd zou kosten dan het me geld zou kunnen opleveren. Niets bleek minder waar! Een middag lang heb ik al het archiefmateriaal dat ik bezat van optredens en gesprekken, bij o.a. Kunststof van de NPS, De Avonden van de VPRO en Spijkers met koppen van de VARA, beluisterd. Nadat ik de tijdsduur, de titels van de gedichten en het programma had ingevuld over een periode die tot vijf jaar terug mocht gaan, kwam ik op een mooi lijstje, waarvoor ik uiteindelijk een paar honderd euro zal ontvangen. Niet gek voor een middagje werk!
            Terwijl ik dit stuk aan het schrijven was en door mijn giroafschriften bladerde om te kijken wat de hoogte van de vergoeding voor de interviews ook alweer was, kwam ik nog een mooi bedrag tegen van Consult Brand Strategy. Ik was helemaal vergeten dat ik voor de nieuwe Cosmox boekenwinkel te Alkmaar een groot aantal regels had geschreven voor op de muren van de verschillende afdelingen en ander promotiemateriaal, zoals de plastic tasjes die men meekrijgt na de aankoop van een boek of een cd. Joep van der Made, de vormgever die mij voor het project had gevraagd, wilde eigenlijk de regels die op dat tasje beland waren, ‘ezelsoor mij / lees mij stuk / breek mijn rug’, ook gebruiken voor de bedrijfskleding, maar het personeel protesteerde, vooral vanwege ‘breek mijn rug’, wat door de minder psychisch stabiele klant wellicht als een uitnodiging zou kunnen worden opgevat. Gelukkig werd door hun weigering de vergoeding er niet minder op.
            Commerciële opdrachten vormen pas sinds vorig jaar voor een extra bron van inkomsten. Het is een aardige toevoeging op de werkbeurzen van het Fonds voor de Letteren, het vacatiegeld voor de vergaderingen van de Lira en de Commissie Letteren, de honoraria voor de optredens, de interviews en de presentatieklussen. Al die bedragen bij elkaar leveren net genoeg op voor het betalen van de hypotheek, het aanvullen van een immer uitdijende boek- en cd-collectie en andere dagelijkse benodigdheden zoals goed eten en lekkere wijn. Bovendien leveren al die verschillende activiteiten, zelfs het vergaderen, niet alleen een verdieping van mijn kennis en beleving van het letterenveld op, menig maal hebben ze ook geleid tot een versterking van mijn core-business, namelijk de inspiratie voor het schrijven van een gedicht.
             

Bron: Lira Bulletin, 2008

terug naar boven

 



Congratulations! You’re a poet from Holland

Poëzie, wijn en haarlak in Macedonië

Van drieëntwintig tot en met achtentwintig augustus vond in Struga (Macedonië) de zesenveertigste editie van de Struga Poetry Evenings plaats, een groot internationaal festival waar dichters als Seamus Heaney, Allen Ginsberg en Tomas Transströmer eerder voorlazen. Dit jaar was Tsead Bruinja uitgenodigd. Voor Awater hield hij zijn dagen bij.

Door Tsead Bruinja

Woensdag, 22 augustus

‘Rechtstreekse vluchten naar Skopje zijn er niet; men vliegt over Milaan, Boedapest of Praag, waarbij mij dit schema via Praag het meest comfortabel leek. Maatschappij is Czech Airlines (heel betrouwbare derdehands Toepolev-kisten),’ dat waren de geruststellende woorden van Bas Pauw van het Nederlands Literair Productie- en Vertalingenfonds. Ondanks de zichtbare ouderdom van haar vloot bleek Czech Airlines redelijk betrouwbaar, maar nadat ik in Skopje een laatste rugzak tien rondjes op de verder lege bagageband had zien maken, stelde ik mijn mening over de vliegtuigmaatschappij bij.
Het ontvangstcomité, dat bestond uit Natasha en Marija, twee jonge studentes, legde me uit dat mijn bagageverhaal niet uitzonderlijk was en dat mijn rugzak vast de volgende dag na zou worden gestuurd. Samen wachtten we op de Franse Laure Cambau en de Deense dichteres Pia Tafdrup, die gelukkig met hun bagage aankwamen, zodat we konden vertrekken naar Struga.
Of het aan de voorbije oorlog had gelegen weet ik niet, maar het viel me op dat er veel werd gebouwd in dit land. Marija zei dat veel Macedoniërs tijdelijk naar het buitenland vertrekken om daar geld te verdienen, waarna ze in hun thuisland de meest potsierlijke huizen neerzetten. Vervolgens wees ze ons op een balkon met gigantische stenen zwanen.
Rond een uur of negen kwamen we aan. Alles aan mijn kamer op de vijfde en hoogste verdieping was ouderwets en versleten, maar het bed lag prima en de badkamer was schoon. Ik had bovendien uitzicht op het meer van Ohrid, een meer dat op de grens ligt tussen Albanië en Macedonië en dat met 296 meter het diepste van Europa is.
Mijn bagage hoefde ik niet uit te pakken, dus ging ik meteen naar beneden om iets te eten. Met een half oor volgde ik het Engelstalige gesprek over Amerika aan de tafel tegenover me. Ik vermoedde dat mijn collega’s aan het woord waren, maar had geen trek om in de gebruikelijke politieke clichés verzeild te raken. Toen Laure en Pia bij mij wilden aanschuiven, stelde ik voor om ons toch maar bij het gezelschap te voegen, dat inderdaad uit dichters bestond. We bestelden een paar flessen wijn en binnen de kortste keren waren er tal van nieuwe vriendschappen gesloten en ging het gesprek niet alleen meer over politiek.

Donderdag, 23 augustus

Op donderdagochtend werd er in een dichtbijgelegen park een boom geplant door de eregast van het festival, de Palestijnse dichter Mahmoud Darwish. Darwish werd bijgestaan door de burgemeester van Struga, een gezette man die in zijn vorige leven portier leek te zijn geweest en nu met zonnebril en strak pak doorgestoten leek tot in de hogere regionen van de maffia. Ik liet de groep voor wat ze was en maakte wat foto’s van de boom die door mijn jeugdheld Allen Ginsberg was geplant.
Het echte programma zou pas ’s avonds beginnen, waardoor de Oostenrijkse dichter Bernhard Widder en ik een kijkje konden nemen in Albanië, vijftien kilometer verderop. Widder was erg vriendelijk en niet alleen reis-, maar ook praatziek. Over elke plek had hij wel iets vertellen. In het Albanese stadje Pogradets, waar Widder gelukkig nog niet veel van wist, bezocht ik voor het eerst in mijn leven een Moskee. Ongetwijfeld heeft de Oostenrijker een heel verhaal tegen me gehouden over de architectuur, maar het enige dat me echt bijgebleven is, is een stapel studieboeken over marketing die op een kast lag. Op onze terugreis zagen we gezinnen in het meer zwemmen, een enkeling zijn auto in het ondiepe water wassen en jonge vissers die met pasgevangen forellen zwaaiden.
‘Congratulations, you’re a poet from Holland,’ zei de Macedonische grenswachter. Widder wees me erop dat ik een T-shirt van het festival aan had en de douanier begon, wellicht meer tegenover zijn vrouwelijke collega dan tegenover mij, over zijn voorliefde voor erotische poëzie.
We waren net op tijd terug voor de openingsceremonie, waarbij schitterend vuurwerk werd afgestoken, maar waarbij door allerlei hoogwaardigheidsbekleders vooraf ellenlange speeches werden gehouden, waarschijnlijk vanwege de aanwezigheid van de staatstelevisie. Voordat we aan onze voordrachten toe waren gekomen, had de helft van het duizendkoppige publiek een beter heenkomen gezocht.

Vrijdag, 24 augustus

Zoals het een goed festival betaamt, was er een symposium, ditmaal over ‘Nomadisme in de literatuur’. Aangezien ik mijn bescheiden verhuizing vanuit Friesland naar Amsterdam via Groningen niet problematisch genoeg vond, besloot ik het symposium als toehoorder bij te wonen. De ene dichter prees zichzelf en noemde tien keer haar website, terwijl de andere maar niet genoeg kon krijgen van vondsten als ‘hoeveel vaderlanden heeft een dichter eigenlijk?’ Helaas voor de essayisten die het werk van Darwish als inspiratie hadden genomen, verliet de Palestijn na het eerste deel het symposium.
’s Middags viel ik in slaap bij het kijken naar de Macedonische tv. Het schoonheidsideaal van vrouwen in de media is verbazingwekkend: veel make-up in felle kleuren, wild geverfd haar vol haarlak en opgespoten lippen. Gelukkig zagen de assistentes van het festival er een stuk natuurlijker uit.
Na mijn dutje bezocht ik de boekpresentatie van een Macedonische bloemlezing over de kindertijd en moest ik mijn lachen inhouden toen een straathond op het podium rustig zijn ballen begon te likken. Er volgden nog wat bundelpresentaties en een etentje, waarna het tijd was voor een open podium, waarbij de jonge dichters werden uitgenodigd om met traditionele muzikanten op te treden.
Inmiddels was ik goed bevriend geraakt met Stanley Onjezani Kenani, een jonge dichter uit Malawi, die een daverend optreden gaf, waarbij hij zijn vuist ophief als een net vrijgelaten Nelson Mandela. Kenani en ik verbaasden ons over het lokale schoon dat voorlas, van wie er een graatmager was en de andere een blonde reus. De reus vroeg me een foto van haar te maken, wat me deed denken aan hoe ik vroeger ooit tijdens een randprogramma van Poetry International mocht voorlezen, waarna ik jarenlang trots in mijn bio vermeldde dat ik op Poetry International had gestaan. Deze meisjes waren na vannacht voor eeuwig te gast geweest bij de Struga Poetry Evenings.
Buiten op het terras verzekerde het dunne meisje me dat Macedonische mannen flapdrollen waren, met name in bed. Toen ze me vroeg of ik alleen was, zei ik dat ik getrouwd ben, waardoor ze haar focus verplaatste naar een jonge Russische dichter verderop, overigens ook getrouwd. Toen men ’s ochtends bij de receptie informeerde of Vladimir al wakker was, antwoordde het hotel personeel dat zij nog niet waren opgestaan.

Zaterdag, 25 augustus

Tijdens onze voordracht bij een oud klooster dat half in een rots gebouwd was, zouden er geen vertalingen beschikbaar zijn. Het moest gaan om de klank van al die verschillende talen door elkaar heen. We lazen en genoten van de schittering van de zon in het meer en de verkoeling van een kastanjeboom.
Die avond was er in een eeuwenoude kathedraal in het monumentale stadje Ohrid een speciaal programma rondom eregast Mahmoud Darwish, die we inmiddels ‘Diva’ noemden. Ik probeerde nog een flesje wijn mee naar binnen te smokkelen, maar werd betrapt.

Zondag, 26 augustus

Vast onderdeel van het festival vormt In Vino Veritas, een middag met een wedstrijd rondom het beste wijngedicht, gecombineerd met een rijk buffet, volksdans en in het midden bij een boom twee vaten wijn. Die wijn maakte een Duitse dichter, oorspronkelijk uit Montenegro, zo dronken, dat hij op de terugvaart opdringerig werd richting de vrouwelijke dichters. Toen hij ook de programmeur Zoran Anchevski een tik op zijn billen gaf en deze aangaf dat hij de actie niet kon waarderen, kreeg deze te horen dat hij dankbaar had moeten zijn. Er werd nadien weinig meer van Mr. Montenegro vernomen.
Duizenden mensen zaten ’s avonds op de oevers van de rivier te wachten op een gezamenlijk optreden op de brug. Desalniettemin excuseerde Anchevski zich voor de lage opkomst. Iedereen las één gedicht en moest net als tijdens de openingsavond gedurende het hele programma op een tribune op het podium zitten. Een groot aantal dichters schudde na hun voordracht Darwish de hand. Ik besloot de Friese diva uit te hangen en liep zonder de Palestijnse godheid aan te raken terug naar mijn stoel. Daar was verder weinig heldhaftigs aan, aangezien niemand mijn actie opmerkte of navolgde.

Maandag, 27 augustus

Nadat we werden opgesplitst in vier groepjes, vertrok mijn gezelschap naar het stadje Prilep. Daar lazen we, na een bezoek aan het tabaksmuseum en een copieuze lunch, ’s avonds voor bij de muur van een ruïne. De technicus, een jonge wat gezette jongen, verveelde zich zodanig bij onze voordrachten dat hij voortdurend aan het geluid zat te pielen, waardoor de installatie geregeld vervelend piepte. Verder werd de avond half schreeuwend gepresenteerd door een vrouw, die door haar mannelijke postuur, haar felrode lippen en een voorliefde voor haarlak, veel weg had van een travestiet.
De vertalingen werden gelukkig niet voorgelezen door de presentatrice, maar door Elida, een studente psychologie, die ons samen met Marija en Natasha ook in Struga had begeleid. Ik had Elida niet verteld dat ik van mijn voordracht, vier liefdesgedichten, een duet wilde maken, maar ze deed goed mee. Ik stelde haar microfoon zo op dat we niet voorlazen aan het publiek maar aan elkaar. Bij het laatste gedicht dat het einde van de relatie inluidde, stonden we met de ruggen naar elkaar toe.

Dinsdag, 28 augustus
   

Van het oude treinstation in Skopje, waar alle dichters voorlazen, was een monument gemaakt ter nagedachtenis aan de honderden gestorven kinderen die tijdens de aardbeving in 1963 onder het puin bedolven waren geraakt. De klok aan de gevel stond nog altijd op het tijdstip van de ramp.
Ik vroeg de jonge Macedonische dichter Nikola Madirov, met wie ik het veel over muziek had gehad, bij mijn voordracht in een vijfkwarts maat te klappen. Hij nam de uitdaging aan en ik las een gedicht over mijn opa, waarin ik me voorstel hoe hij als een Don Quichot uit zijn laatste droom komt galopperen en al vechtend met zijn eigen windmolens aan de horizon verdwijnt. Doordat ik het met nog meer vuur had gebracht dan normaal, duurde het even voordat ik weer mezelf was.
Eenmaal terug in het hotel dronken en praatten we tot zo diep mogelijk in de nacht om ons naderend afscheid uit te stellen. Ik zou ze gaan missen, zelfs Mr. Montenegro.


Struga Poetry Evenings staat bekend als een van de oudste internationale poëziefestivals ter wereld en trekt ieder jaar duizenden bezoekers. Het festival werd voor het eerst gehouden in 1962 ter ere van de gebroeders Miladinov, die gedichten schreven en Macedonische volksverhalen verzamelden in de 19e eeuw terwijl het Ottomaanse rijk met harde hand over het land heerste. Zij stierven in de gevangenis en hun erfenis wordt nog elk jaar herdacht. Ieder jaar komen dichters van heinde en verre naar Struga en Skopje om hun werk met elkaar en het Macedonische publiek te delen. In 2004 was er tijdens het festival speciaal aandacht voor de Nederlandse poëzie. Er werd een bloemlezing Nederlandse poëzie in Macedonische vertaling gepresenteerd en er waren maar liefst vijf Nederlandse dichters te gast, waaronder Albertina Soepboer, Mustafa Stitou en Hans van de Waarsenburg.



Bron: Awater, 2007

 

terug naar boven

 



We could be heroes

tijdens het voorlezen in de duinen wordt elly de waard

na afloop van haar voordracht door een opdringerige grijsaard

met een oranje rugzak waarop ravetechno gedrukt staat gevraagd
of zij elly de waard ook kent en of er ooit nog een jaarbrief
van het chr.j.van geel genootschap zal verschijnen

dat hij zo graag het huis eens zou willen zien

Dit fragment uit mijn laatste bundel Bang voor de bal illustreert wellicht het beste de wereld van roem en faam die de meeste dichters ten deel valt, zeker als ze niet in staat blijken om nieuws te maken en wekelijks aan te schuiven bij praatprogramma's en actualiteitenrubrieken, of mogen komen opdraven om een gelegenheidswerkje voor te dragen.

Omdat ik me niet al mijn optredens en de bijbehorende beschamende details kan herinneren - met name de meest gênante zal ik hebben weggedrukt - zoek ik hulp bij mijn website waarop ik gedurende de jaren een lijst met optredens heb bijgehouden. Het is bovendien een geluk voor u en voor mij dat ik hier niet al mijn onhandigheden in het intermenselijk verkeer hoef te vermelden, zoals die nacht na een optreden in een café in Groningen waarop ik me iets te gewillig liet meeslepen door een vrouw van zesenvijftig die op dat moment te dronken was om iets met me aan te vangen, maar me in de ochtend tantrische seks beloofde. Ik hoef er hier niet over te vertellen, ook niet over hoe ik weg probeerde te glippen en was vergeten dat ze op een hofje woonde dat `s nachts werd afgesloten.

Ondanks het feit dat het voorval in het hofje niet al te literair van karakter was, zult u zien dat in de volgende verzameling blunders van mijn kant en van de kant van literaire organisaties, de liefde en de lust een grote rol spelen. Men zou bijna denken dat dichters en schrijvers niet op pad gaan om hun boeken aan de man te brengen en met het publiek hunmeest intieme zieleroerselen te delen. Niets is echter minder waar. Ik had ook een lijstje kunnen maken van geslaagde optredens, waarbij niet alleen het diner, het ontvangstcomité en het hotel voortreffelijk waren, maar ook mijn voordracht op de juiste aandacht, lach of traan kon rekenen. Zo'n succes top tien is echter een stuk minder spannend. De dichter is een sjamaan en een clown ineen. Hij moet lijden en zo nu en dan een beetje op zijn bek durven gaan.

Het begin

Mijn bescheiden carrière als optredend dichter begon tien jaar geleden, op zeventien april van het jaar 1994. Ik had me als eerstejaars student met mijn Engelstalige gedichten en songteksten gemeld bij mijn leraar literatuur, die niet op mijn gedichten maar op mij verliefd werd. Na een wat moeilijk verlopen vriendschap (ik was niet van de herenliefde, en hij had bovendien een uit Indonesië geïmporteerde vriend), waarin het ook wel eens over onze schrijfsels ging (hij was in de vijftig en schreef aardige sonnetten die hij in eigen beheer uitgaf), werd het einde van deze stormachtige vriendschap bezegeld met de volgende reactie op mijn vraag of hij verdrietig was: 'Nee, ik krijg altijd waterige ogen als ik geil ben.' Toen ik aan deze alinea begon, dacht ik nog dat de liefde en de lust bijzaken van het optreden waren. Daar zat ik naast. Die geilheid werd namelijk veroorzaakt door het feit dat we na het voorleggen van mijn gedichten samen met andere dichters van de studie Engelse taal- en letterkunde, een Poetry Night organiseerden. Weinig geils aan een avondje poëzie, zult u denken. Dat is deels waar, hoewel ik u het clichébeeld van getrouwde dichters die er na een geslaagde voordracht met een ander vandoor gaan niet graag ontneem.

Zwaar beïnvloed door de rockzanger Jim Morrison van The Doors wilde ik op negentienjarige leeftijd - geen scheermesje werd bot van mijn gladde kaken en mijn spieren lagen nog verstopt onder een dun laagje babyvet - optreden met ontbloot bovenlijf. Ik had alleen geen geschikte broek voor onder mijn, yep, ook geen borsthaar, immense torso. Vandaar dat ik een pyjamabroek leende van een meisje waar ik ontzettend verkikkerd op was en die als vorm van hulpverlening of als machtsspel met mij naar bed ging, maar dat is weer een heel ander verhaal. Hoewel dat misschien nog gênanter was, want ik presteerde het om in dat eerste jaar van mijn studie met mijn dichterlijke ziel twee onbereikbare vrouwen tegelijk als muze te kiezen, wat ik in al mijn onschuld ook nog aan beiden opbiechtte, waarna ze op een dronken avond me samen besprongen, helaas volledig gekleed, midden op straat, tussen het politiebureau en het café de Lazy Frog te Groningen, waarna ik me binnen, met kapot horloge, vuile lange wollen zwarte dichtersjas en pijnlijke glimlach, aan de volgende pul bier zette.

Ik dwaal weer af! Wellicht zouden gênante voorvallen een geweldige vorm van therapie zijn voor demente patiënten. De ene ellende roept de andere met gemak op, merk ik nu al en ik ben nog maar bij het begin. Waar had ik het over? Oh ja, die geile leraar en mijn eerste optreden als dichter. Ik moest de door mij veroorzaakte geilheid nog toelichten, de waterige ogen van de literatuurdocent. Wel, die werden veroorzaakt door iets waar hij me later me nog eens uitvoerig mee complimenteerde, namelijk niet door mijn gladde kippenborst, maar door mijn heerlijke grote ronde bruine tepels!

(Eigenlijk speel ik vals met dat mooie ronde getal van tien jaar sinds mijn debuut. Mijn eigenlijke doop op het podium maakte ik als bassist van een schoolbandje tijdens het examenfeest. We traden op met een verschrikkelijk lelijke zangeres die met schelle stem 'I'm your Venus, I'm your fire, I'm your desire' zong en behaalden ons grootste succes met het Meneer Kaktus lied, dat terstond een polonaise van een paar honderd uitzinnige leerlingen opleverde. Het was een leerzame en vermakelijke eerste kennismaking met het fenomeen publiek. Was je handen, was je kladden!)

Als organisator

Helaas, of hier eigenlijk gelukkig, kan ik behalve uit een verleden als aanstormend en onbehaard dichttalent en gefrustreerde muzikant, ook nog putten uit mijn ervaringen als organisator van literaire festivals.

Nadat ik het licht had gezien in Londen wat betreft mijn kwaliteiten op het gebied van de Engelse taal, besloot ik in het Nederlands te gaan schrijven. Binnen een jaar had ik een aardig bundeltje af met veel wereldleed, suïcidale neigingen en mijmeringen over de liefde. Ik woonde met zes katten, tien kattenbakken en een oudere studente die me bij een vergadering van een literair tijdschrift had geschaakt en die het tijdens onze dating days niet kon laten om me in geuren en kleuren te vertellen dat ze er spijt van had dat ze met die ene ex toch nog een keer had gezoend en dat ze die andere ex terwijl we in het café zaten op de wc toch nog even had gepijpt. U begrijpt dat mijn bundel, na een paar jaar relatie, die overigens verder van beide kanten geheel monogaam verliep, de passende titel Vreemdgaan droeg, wat ik haar altijd uitlegde met het verhaal dat het ging over vreemdgaan in de taal, dat wil zeggen dat de bundel niet in de eerste taal waarin ik was opgevoed, namelijk het Fries, was geschreven, noch in de taal waarin ik mijn eerste gedichten en songteksten schreef, het Engels van de tv en van de popmuziek.

Enfin, met dat bundeltje liep ik vers van de copyshop naar mijn stagebegeleider Frans bij het Universiteitstheater, alwaar ik inmiddels zelf een Poetry Night had georganiseerd die ik presenteerde als een kruising tussen de ruige schrijver Charles Bukowski en de film noir detective Philip Marlowe. De hele avond bevond ik me als duistere verteller achter een typemachine, met een pakje sigaretten en een whiskyglas vol appelsap. Ik had iets meer aan dan een pyjamabroek, waarschijnlijk mijn toenmalige favoriete oranje spijkerbroek en een trui.

Bij die stagebegeleider, volgt u me nog, klopte ik aan met mijn bundeltje en het idee van een presentatie. Frans herinnerde zich een festival in de jaren zeventig in de ommuurde stadstuin de Prinsenhof. Hij stelde voor om een week lang in de zomer elke avond onder de vruchtenbomen en bij het ondergaan van de zon samen met een bevriende dichter voor te lezen. Nadat ik verschillende Groningse dichters bereid had gevonden om deel te nemen aan de avonden, kwam ik op het idee om de bundelpresentatie in een festival om te dopen. Vandaar dat presentaties van mijn bundels nog altijd ontaarden in volgeprogrammeerde literaire avonden, maar over die presentaties later meer.

Een van de meest bekende dichters op dat moment in Groningen was waarschijnlijk Maria van Daalen en omdat ik het had gepresteerd om haar optreden - ze kwam voor niks wat erg aardig was - niet te bevestigen, moest ik me vlak voor het begin van het festival van de draaischijftelefoon in het theehuisje bedienen om te smeken of ze toch alsjeblieft wilde komen. Maria en ik raakten later goed bevriend en organiseerden samen de laatste editie van het festival Winterschrift dat door onmacht van onze kant en onwil van de kant van een interim schouwburgdirecteur volledig op de klippen liep. In verband met Winterschrift had ik een tekst over een tirade rondom de literatuurkritiek wat dik aangezet, waardoor ik erin slaagde om de schrijver van die tirade zodanig in de problemen te brengen bij de pers dat hij zijn optreden moest afzeggen. Verder lukte het me in mijn nieuwe pak een optreden aan te kondigen van Jules Deelder, met mijn rits geheel open. Ik heb een kleine blaas en was van de zenuwen tig keer naar het toilet geweest. Op organisatorisch vlak zouden vele blunders volgen. Dit was alvast een goed begin!

Boekpresentaties en de liefde

Mijn eerste boekpresentatie was veranderd in een festival en ook de feestelijke avonden sinds mijn officiële Friestalige debuut waren verworden tot literaire showcases. Tijdens de presentatie van mijn derde bundel maakte ik het misschien het bontst. U heeft al iets mogen lezen over mijn hopeloze liefdesleven rond die tijd. Dat liefdesleven was rond 2002-2003 een nog even grote ramp. Ik was over mijn oren verliefd, op een jaargenote van mijn zes jaar jonge zusje, met wie ik na lang aandringen met rozen, wijn, bloemen en talloze gedichten eindelijk verkering kreeg. Zij zou echter na drie maanden voor een jaar vertrekken naar Barcelona en meldde me dat ze vond dat ze met andere mannen moest kunnen zoenen, verder niks, waarop ik haar - en daar ben ik niet trots op - bedroog met twee vrouwen. Op één van die vrouwen was ik al langer verkikkerd en de activiteiten met de andere, die bij de plaatselijke wekelijkse literaire avonden achter de bar stond, werden veroorzaakt door wederzijdse lust.

In december, een week voordat Easyjet ons weer bij elkaar zou brengen, belde ik naar Barcelona dat ik niet zou komen omdat ik de liefde van mijn leven in iemand anders dacht te hebben gevonden. De dag erna kreeg ik zoveel spijt dat ik totaal gebroken weer belde en haar vroeg me mijn zonden, waarvan ik maar de helft durfde op te biechten, te vergeven, wat uiteindelijk leidde tot niets dan met alledrie de vrouwen nog een of twee leuke nachten en jaren spijt.
Wilde ik het daar over hebben? Nee, ik wilde het hebben over de geliefde daarna, laten we haar B noemen, en de in destijds in Barcelona vertoevende ex A. Ik had het verbreken van de relatie met A nog niet verwerkt, maar besloot me desondanks in een relatie te storten met B, terwijl ik vrolijk verder MSN'de met A. Mijn onverwerkte liefdesverdriet over A resulteerde in een bundel die ik ook aan haar opdroeg, maar ik vroeg B, die haar relatie met mij een aantal maanden daarvoor had verbroken, om er toch nog even naar te kijken en ook om voor te komen lezen tijdens de presentatie. Alle zeventig man in de kleine theaterzaal wisten hoe de vork in de steel zat. B las wonder boven wonder en zonder mij te vermoorden, waar ze volledig het recht toe had, prachtig voor en nam de eerstvolgende trein terug naar Amsterdam. Ik had het goed verprutst en zou dat laten nog eens doen, toen we een poging ondernamen om onze liefde opnieuw leven in te blazen.

De boekpresentatie was een van de zeldzame avonden dat mijn ouders aanwezig waren. Zij moeten, met de verhalen die ze van mijn oudere zus hadden gehoord over mijn liefdesleven, vreemd hebben opgekeken van de vrouwen die ze de hand moesten schudden, waaronder A en B. Ik geloof dat ik toen zelfs al weer een nieuwe vrouw had met wie het ook niet lang heeft geduurd vanwege het feit dat ik nog steeds met muze A in mijn hoofd rondliep. Het spijt me allemaal vreselijk. Ik heb het ze allemaal duizendmaal gezegd. Jan Veldman zingt het het mooist in het Gronings: 'Wat ben ik toch een bokkenlul, wat ben ik toch een zak'. U begrijpt het, ik moest weg uit Groningen!

Bedbanken en Turkse worst

Samen met de dichter Bart FM Droog las ik op een avond in Den Haag werk van enkele van onze favoriete dode dichters. Om kosten te sparen zouden Droog en ik bij de organisator logeren. Eenmaal aangekomen op ons slaapadres wilde zijn ex, die de avond mee had gepresenteerd, naar bed en ging pardoes halfdronken in het bed van haar voormalige partner liggen, waarop Droog in iets verder gevorderde staat van dronkenschap besloot zich bij haar te voegen.

Wanneer de organisator zwaar pissig de deur van zijn eigen huis dichttrok, na- of voordat ik me bij het dronken liefdespaar voegde, weet ik niet meer. Waar hij die nacht geweest is, heb ik ook geen enkel idee van. Wel herinner ik me de groene legeronderbroek van Droog, wat onschuldig gestoei en Droogs trotse mededeling dat hij kleine stukjes braaksel aan het doorslikken was, door een overdadige combinatie van wijn, Turkse worst en brood met feta uit blik. Droog ging vervolgens op in een zodanig gesnurk dat ik de vrij ongemakkelijke bedbank verkoos boven het zachtere en overvolle bed.

Na geklaag van mevrouw uit de andere kamer, nodigde ik haar uit om naast mij te komen liggen. Ik was inmiddels wat ontnuchterd en mocht na een fiks aantal uren aaien en een stevige massage, geleerd uit een boek van de ECI, met haar zoenen. Helaas was mijn mond door het drinken en blowen totaal uitgedroogd, waardoor de feestvreugde van korte duur was. Dat de organisator ons `s ochtends vroeg samen op zijn bedbank aantrof, zal ook niet hebben bijgedragen aan het prille liefdesgeluk.

Terwijl ik dit schrijf zingt David Bowie door de speakers van mijn laptop 'we could be heroes'. Inderdaad, denk ik, 'we could have been heroes'.

Onder stroom

Ik ben geen tegenstander van optreden onder invloed. Een beetje wiet of wijn kan de remmingen weghalen, van een beetje lurken aan mijn pijpje wordt mijn stem bovendien op een prettige manier wat lager. Eenmaal heb ik met de groep Gewassen onder invloed van cocaïne opgetreden. Gewassen bestond uit een toetsenist, een VJ, een human beatboxer, twee dichters en een hele hoop ruzie. De groep trad voor het eerst op als gelegenheidsformatie, minus de toetsenist, op het theaterfestival Noorderzon in Groningen. Aangezien Sieger M. Geertsma, de andere dichter, een rap- en graffiti-achtergrond had, waren we geboekt in een tent voor jongeren. Die hadden natuurlijk weinig trek in een optreden van saaie dichters, ook al waren we nog zo hip. Vandaar dat zij halverwege het optreden uit joligheid de stekker eruit trokken, waarop publiek en Gewassen zich in een donkere tent bevonden. In die duisternis pakte ik snel mijn gitaar en zette samen met de human beatboxer een jam in waarover Geertsma half rappend probeerde de aandacht van het publiek terug te winnen.

De vloek van de elektriciteit bleef op de groep rusten. Tijdens het tweede optreden wilden we beelden van het publiek mengen met onze eigen filmpjes. We hadden daarvoor een klein bewakingscameraatje van de Praxis op mijn microfoonstandaard gemonteerd. Het werkte perfect, maar door een open draadje kreeg ik een half uur lang om de milliseconde een klein schokje. Electrifying!

We schopten het zo ver dat we op het popfestival Lowlands op mochten treden, voor een klein gage, wat vrijkaarten en een plek op de camping tussen de festivalgangers. Nu ben ik totaal geen kampeerder, ik heb vroeger iets te veel met de vouwcaravan en de rest van het gezin op verregende dagen binnen moeten zitten, maar toch kocht ik een volledige uitrusting bij Bever Sport te Groningen, inclusief maaltijdrepen, een veel te duur zakmes en een tweepersoons luchtbed.

Weer presteerde ik het om rondom een optreden een relatie te torpederen en dan doel ik niet op de ruzietjes tussen Geertsma en zijn vriendin, die volgens mij meestal over eten gingen. Mijn toenmalige vriendinnetje zag zich geconfronteerd met een snipverkouden doodzenuwachtig vriendje, lees controlfreak, die bij elke beweging die zij `s nachts maakte, bang was dat ze met haar grote haardos het tentzeil zou raken, dat daarop volgens de medewerkers van de kampeerwinkel, niet langer waterdicht zou zijn. U begrijpt dat de sfeer er de volgende dag lekker inzat!

Het optreden verliep ondanks het slaapgebrek en het geknakte humeur goed, zelfs nadat de human beatboxer bij het opkomen naar het publiek wilde zwaaien en vergeten was dat hij het dopje niet terug op zijn spaflesje had gedraaid. Die euforie was echter van korte duur. Onze aanhang had namelijk geen backstagepasjes gekregen. Terwijl wij na een nacht van weinig slaap, regen en harde housedreunen onze overwinning wilden vieren met gratis warm eten, drank en wat gluren naar bekende popartiesten, liep de aanhang net wat minder vrolijk met droge broodjes hamburger over het modderige festivalterrein.

Gewassen hield niet lang stand. Na mijn verhuizing richting Amsterdam ontstond er onenigheid over de noodzakelijkheid van het oefenen, geld en meer. Er waren echter nog enkele verplichtingen die we na moesten komen, waaronder een optreden in Nijmegen bij het festival de Wintertuin. Het publiek had meer dan verveeld op het eerste deel van onze show gereageerd, lees gapend, en toen de toetsenist en ik voor het tweede blok met een oude bekende aan de praat raakten, bleek die oude bekende nog een envelopje met cocaïne in haar zak te hebben. De hoeveelheid mocht geen naam hebben, maar het was genoeg om de verbaasde blikken van de rest van Gewassen op te wekken toen de toetsenist en ik met een iets grotere geestdrift dan gewoonlijk van leer trokken tegen het publiek dat, of ik moet me vergist hebben, opeens veel minder tam was.

We traden daarna nog eens op in Ruigoord, waar het geluid door een hippie-travestiet die de techniek deed, volledig werd verknald en er `s nachts muizen over mijn hoofdkussen liepen. Er was ook nog een optreden bij het Arbeidsbureau onder het motto 'Kennis staat nooit stil', waar Geertsma en ik het met een cd en een gettoblaster moesten doen. Een van de laatste optredens op het festival Noorderzon ging vergezeld van zoveel drank en wiet dat ik, nog altijd geïnspireerd door Jim Morrison, door de groep werd teruggefloten van mijn laatste amateuristische poging om massahysterie te veroorzaken. Jongens, het wordt tijd voor een reünie!

Tankstations en witte fietsen

Samen met de dichters Bart FM Droog en Sieger M. Geertsma zou ik eind december 2000 naar Rotterdam afreizen om daar in een eetcafé op te treden. Er lag een dik pak sneeuw en er werd nog meer voorspeld, waardoor Geertsma afzegde en Droog en ik een auto huurden. Het was overal spekglad en de weinige auto's die zich op de weg waagden moesten als een treintje een strooiwagen volgen. Het optreden, als ik het goed heb was het onbetaald op een paar consumptiebonnen en de huur van de auto na, verliep redelijk slecht. Ik had het plan opgevat om Droog te begeleiden met een verzameling effectpedalen en een gitaar, maar de inspiratie en het talent hadden me verlaten. Op de terugweg was er gelukkig troost in de vorm van EO praatradio en magnetronfriet bij een tankstation.

Een betrouwbare auto en een nuchtere chauffeur zijn heel wat waard. Ik herinner me een tocht met een aantal Friese dichters vanuit Middelburg naar Amsterdam in een oude volvo stationwagon die al jaren niet meer gekeurd was en waarvan de schokbrekers totaal versleten waren, waardoor we regelmatig met de kont van de wagen over het asfalt schraapten, terwijl daarnaast luid geslurp aan blikjes bier en de harde muziek van Rammstein en reli-rockers Sixteen Horsepower te horen waren. De Heer moet gunstig gestemd zijn geweest, want we haalden wederom ongedeerd de eindstreep, onderweg nog genietend van het uitzicht op de sterk verlichte en walmende petrochemische industrie van Rotterdam.

Die eindstreep heeft wel eens verder weg geleken. Na afloop van een optreden van een minuut of twee in het Kröller Müller Museum reed ik op een gratis witte fiets, zonder licht, richting een bushalte. Daarvoor moest ik echter nog wel door een pikdonker bos heen, waarin ik af en toe voor mijn ijver werd beloond door luid claxonnerende automobilisten die me bijna van de weg reden. Niettemin stond ik drie uur daarna bezweet en al op een podium te Leeuwarden voor een handjevol kinderen, hun ouders en de burgemeester op te treden. Ik kon niet wachten tot de bar openging.

Microfoons en zitvlees

Klassiek tijdens optredens zijn auteurs die denken het wel zonder microfoon te kunnen doen. Uniek op dit vlak was een schrijfster die samen met haar collega tijdens het Rotterdamse festival Geen daden maar woorden niet alleen had besloten dat ze geen versterking nodig hadden, maar dat het voor het optreden, een langdradige dialoog met een aantal personages die op een filmdoek werden geprojecteerd, beter was om zo'n half uur lang met de rug naar het publiek te gaan zitten. Nu mag het publiek net als de auteur wel een beetje lijden, maar meestal hebben ze eerder de bar gevonden dan dat ze blaren op de billen van het zitten krijgen. Mijn uitentreuren geoefende optreden met VJ viel door het spetterende optreden van de twee dames dus louter in goede aarde bij twee meegekomen vrienden en vier geheelonthouders.

Sommige mensen zouden gedwongen een microfoon moeten krijgen en misschien ook nog een lesje techniek, maar anderen moet de microfoon afgenomen worden. Dan heb ik het met name over onbenullige presentatoren en dronken overmoedige dichters. Wat men aan aankondigingen en imbeciele vragen moet verduren is soms onverdraaglijk. Zo heb ik geleerd geen slok water te nemen op het moment dat ik word aangekondigd, omdat ik anders het risico loop me van verdriet of vrolijkheid te verslikken. En dan nu: 'Tsjaad, Tsjeeeeeeerrrrd, Tséaaat!' Tel bij die ergernis een paar glazen wijn, een te lichte maaltijd en de adrenaline van voor een optreden en het kan gebeuren dat deze dichter tijdens een vriendelijk studentenavondje, na het aanhoren en ondergaan van een aantal onbehoorlijke interviews en het zien van een slap experimenteel filmpje waarin het ineenzakken van de Twin Towers werd versneden met harde porno, de microfoon van de presentator afpakt om de rest van de avond niet meer van het podium te verdwijnen. Vrienden sneakten weg, maar de organisator bleef ook na afloop zich vriendelijk verontschuldigen. Hij heeft me inmiddels, en daar ben ik hem zeer dankbaar voor, zelfs verscheidene malen uitgenodigd om te komen optreden op een beter podium, waarbij de presentatoren altijd uitermate bekwaam zijn, oftewel alle door mij gepubliceerde titels kunnen opnoemen. Dat klinkt als scherts en dat is het ook.

Bring in the clowns

Ik bewaar goede herinneringen aan optredens in een clubhuis tijdens de Anarchistische Pinksterlanddagen in Appelscha, een bejaardenhuis in Amsterdam en een Herensociëteit in Utrecht, maar van optredens in het buitenland blijft me nog meer bij.

Samen met het kunstenaarscollectief De Zoete Haenen en drie Friese dichters toog ik naar Toulouse om daar op te treden tijdens een minderheidstalenfestival. Het zou om een vooruitstrevend kunstevenement gaan, maar het bleek eigenlijk een kunstnijverheidsfestival te zijn, waar te genieten viel van dansvoorstellingen in klederdracht en huisgebakken taartjes. De Zoete Haenen lieten zich niet uit het veld slaan en begonnen als halve wilden in te hakken op een pop gevuld met zakjes nepbloed. De volwassen inwoners van Toulouse keken verbaasd toe, terwijl hun kinderen graag een handje meehielpen bij deze rituele slachting.

Mijn laatste reis naar het buitenland voerde me naar Indonesië. Ondanks mijn zenuwen voor diarree, voedselvergiftiging en smerige hotels, verliepen zowel optredens als verblijf vlekkeloos. Daar waren echter nog wel enkele ingrepen voor nodig. Zo werden de vertalingen van onze gedichten niet direct via een laptop geprojecteerd, maar door middel van een camera die op een boek werd gericht. Met dat boek werd van alles uitgehaald. Zo werd er heel romantisch een kaars naast gehouden of liet men het wild heen en weer bewegen. Het was allemaal goed bedoeld, maar de tekst werd er niet leesbaarder van.

Ik vroeg me af of we nog iets over ons beruchte koloniale verleden zouden horen en hoefde daar niet lang op te wachten. Op een bootreis over de Mussi rivier in Palembang werd ons herhaaldelijk te kennen gegeven dat de Nederlanders er vroeger een flink zootje van hadden gemaakt. Ze hadden gelijk. Ik kon het ze niet kwalijk nemen. Wat ik ze wel kwalijk kon nemen was dat ze tegen ons bijzonder vriendelijk, maar in hun eigen taal over een gehandicapte medepassagier voortdurend spraken op een toon van 'hé red jij je even met die lamme'. Tijdens de reis kregen we verder een speech te horen over het prachtige vliegveld van Palembang, waarvoor iedereen luid applaudisseerde, werden we getrakteerd op Indonesische dichters die tijdens hun voordracht in minutenlang Arabisch gebed uitbarsten en zagen we de contouren van de schitterende oevers van de Mussi rivier, omdat men zo wijs was geweest om de tocht `s avonds, als heel Indonesië in volkomen duisternis gehuld is, plaats te laten vinden.

Maakt u zich geen zorgen! Inmiddels verloopt bijna elk optreden zonder ongemakken, slaap ik op betere bedden en geef ik na afloop geen reden tot liefdesverdriet. Ik ben hopelijk wat minder egoïstisch geworden, gelukkig getrouwd en keer na afloop van een voordracht met plezier terug naar huis. Er wordt nog wel eens een glas te veel gedronken, iemand lief aangekeken of genoten van een te dun hotelwandje, waardoorheen gebonk of gesnurk te horen is. Soms biedt een festivalorganisator zelfs aan om een verhaaltje voor te lezen voor het slapen gaan als ik dan in ieder geval maar stop met drinken en naar bed ga, maar verder 'loopt de zaak als een dolle' om Youp van 't Hek aan te halen. Wie weet zullen de bovenstaande ontboezemingen daar een verandering in aan brengen. Soit!

Een optreden kan alleen nog maar gênant worden als ik me begin af te vragen wat ik achter een of ander wankel spreekgestoelte sta te doen. Ik kan me nergens naakter voelen dan achter een microfoon met een paar gedichten in mijn hand of in mijn hoofd. Ik hoef dan alleen maar te denken aan hoe ik als jongen in het openluchtzwembad niet door had dat de pijpen van mijn kleine zwembroek net iets ruimer waren dan ik had ingeschat, waarop een knap meisje uit mijn klas in lachen uitbarstte en snel de rest van het zwembad van het kleine euvel verwittigde dat in gekrompen toestand langs mijn bovenbeen bengelde. Op zulke momenten wilde en wil ik alleen nog maar naar huis, naar mijn trouwe schrijfbureau en mijn lieve vrouw.

Bron: En toen viel ik van het podium, Uitgeverij Prometheus 2007

terug naar boven

 


Eerder gepubliceerd op www.farsk.nl

Fjoer yn `e eagen

In koart persoanlik ferslach fan Poetry International

Sneon

Tegearre mei de Zoete Hanen rop ik sneontemoarns de rinners fan de Slachte ta:

Gean werom nei de Finish!
De wiere winner bliuwt sitten!

of, nei it keapjen fan in fleske wetter:

Drink Hebron het water van de Joden!
Drink Mekka de Cola van de Arabieren!
Steun zo hun oneindige strijd!

Middeis sit ik yn `e trein nei Rotterdam, tafallich tegearre mei Peter de Groot fan it tydskrift Krakatau. Peter komt krekt fan Oerol dêr’t er optreden hat mei de dichter Daniël Dee. Peter de Selfkiller, sa’t er himsels graach neamt, skriuwt aardige aforismen en treed op as in wylde. Dy enerzjy is ek te finen yn it jonge tydskrift Krakatau dat hy foar it grutste part opset hat (www.krakatau.nl). Krakatau is ien fan de redenen werom’t ik nei Poetry International gean. De redaksje hat my frege in artikel te skriuwen oer it fers ‘Howl’ fan Allen Ginsberg en woe ek graach in fers oer hoe’t ik myn generaasje sjoch. It Howlnûmer soe tongersdeis presinteard wurde as ûnderdiel fan it râneprogramma fan Poetry.

Net alle poëzij dy’t op Poetry foarlêzen wurdt sprekt my oan, it measte is my faak wat te tradisjoneel, mar der sitte altyd útsjitter by. Fierders is it noait wei foar de kontakten. In pear jier lyn ha`k bygelyks sa yn Rotterdam de Súd-Afrikaanse dichter Charl-Pierre Naudé moete, wat resultearre yn oersettingen fan in tal Afrikaanse dichters yn Hjir en yn oersettingen fan it wurk fan Fryske dichters, û.o. Albertina Soepboer en Lida Dijkstra, yn it Afrikaans.

Rutger Kopland en Antjie Krog iepenje it festival. Ik hearde dit:

wat is geluk?

Omdat het geluk een herinnering is
bestaat het geluk omdat tevens
het omgekeerde het geval is,

ik bedoel dit: omdat het geluk ons
herinnert aan het geluk achtervolgt het
ons en daarom ontvluchten wij het

en omgekeerd, ik bedoel dit: dat wij
het geluk zoeken omdat het zich
verbergt in onze herinnering en

omgekeerd, ik bedoel dit: het geluk
moet ergens en ooit zijn omdat wij dit
ons herinneren en dit ons herinnert.

© Rutger Kopland

It soe op de poëzij sels slaan kinne. Ik ûnderfyn in gefoel fan gelok by it lêzen fan in moai fers of at ik sels slagje yn it skriuwen fan in goed gedicht. Foar in grut part is it de herinnering oan dat gefoel dat my opjaget om te lêzen en sels troch te gean mei skriuwen.

Antije Krog lêst minder betochtsum foar dan Kopland. Se sjongt, boartet en balt:

3. vertelling buiten het park

Susara Domroch uit Kuboes

‘nee, Opa Mandela op hem stem ik
hoe komt het dat je nu iets bent als Nama?
omdat we nu heten naar wie we zijn
voor de oude regeringen telden wij niet
jarenlang werden we verdreven naar barre plekken
naar Kleurlingreservaten
we waren niks
maar vandaag tellen we helemaal mee
en dat komt door die Ouman Mandela, door hem
nee de club van Mandela heeft mijn stem gekregen’

de kerk van Kuboes staat wit tegen de kwartsietlucht
haar stem weergalmt tussen de hellingen
‘o God blaas uw liefde over ons en doe haar bloeien’
zegt oom Adam
met de hand op het hart zingt de gemeente
‘ja Jezus is een rots
in een do-ho-rstig land
een do-ho-rstig land
U bent voor mij als wasem
Iejezus, Ieje-he-he-zus’
Kuboes hángt aan de hellingen van de Rozijntjesberg

het vergt veel God om het hier uit te houden

Mw. Farmer uit Eksteenfontein

‘ik hecht vreselijk aan vee
een huis vind ik maar niks
maar het open veld
ik ben opgegroeid zo in het open veld
in een rond huisje
toen we hier kwamen, regende het
en de goudsbloemen stonden zo hoog
als ik hurkte zat ik onder een vloer van bloemen
zodoende heb ik me deze plek eigengemaakt
en ik heb er nog steeds geen genoeg van
de aarde hè
het veld hè’

© Antjie Krog
Oersetting; Robert Dorsman

Fral it ‘do-ho-rstig’ roggelet Krog de seal yn. Se fecht yn har foardracht sa fûl mei har eigen fers, datst it meifjochtsje wolst, mar se docht dat gelokkich net sûnder humor. It ‘hè’ oan `e ein is dêrfan in moai foarbyld.

Der wienen sneon mear foardrachten, mar de measten wienen troch Krog al fan it poadium ‘ôflêzen’. Ramsey Nasr dy’t mei ‘Onhandig bloesemend’ in aardige bondel skreaun hat, koe sels mei syn akteurstalinten, dy’t dúdlik brûkt waarden yn in pasjoneare foardracht, my net boeie. At hy foarlêst is it my krekt wat te dramatysk, dan leaver Kopland mei de kreak yn syn tinkende stim. De jûne stie yn it teken fan ‘it begjin’. Hans Tentije lies yn dat ramt in fers oer wat der foar it ûntstean fan alles allegear net wie:

...niets levends, ten dode opgeschrevens
was er nog, geen braambos, geen hoog geheven mes...

Buodkskiplistjespoëzij bin ik net ôfkearich fan, mar dit wie my tefolle fan itselde. Ik miende eefkes dat it oan myn smaak lei, dat it fers my net springerich genôch wie, mar dêr lei it net oan, want de Peruaan Mario Montalbetti koe my wol by de lês hâlde mei in frij lang fers dat eins ek mar op ien idee basearre wie:

de oorsprong van de wereld
(Olie op linnen, 46 x 55 cm.)

je ziet. het lichaam in het begin. je ziet niet. het lichaam au fond het
lichaam op het laatst het lichaam in het vocht van het dierlijke
instinct. je ziet niet. het aardse paradijs. geïsoleerd door de pijn. het
lichaam elementair wanhopig het lichaam in het zweet.

je ziet. het lichaam andersom drijvend het lichaam horizontaal
geurend. het lichaam leunend op een levend hek geknield

wat dan ook zodat ik je kan ruiken. dagen schemeringen nachten.
wat. dan ook zodat ik je rug kan openkrabben terwijl ik kots van
genot

muur aan de ene kant wroet ik muur aan de andere. kant

zoals je het opent zoals je het likt zo is het lichaam zoals je het
bemint is het lichaam zoals je het bijt liefhebt vastgrijpt zo is het
lichaam zoals je het aanraakt zo is het lichaam is een slaginstrument

te voet. de tong jou lieflikkend te voet

een oneindige voortgang naar de kleur indigo. naar het vergeten van
de dingen. onmogelijk ze terug te vinden

zegt nee tegen de kus. ik bijt

ik alleen in de totale tatoeage van jouw lichaam wanneer ik in je ga
wanneer ik uit je kom doorweekt verdwaald. zonder woorden van
jou. een snufje zout op je lippen. laat ik laat hij

bekleed zijn met de waterlengte van de begeerte. ik roei ik roei op je
dijen zoek ik. de open wonde van de oorsprong. met mijn ogen
gezwollen van het kijken naar jou zoek ik

het enige instinct is dat je lippen hebt. geopend op het punt iets te
zeggen en je benen. uit elkaar op het punt iets te horen

hoor jezelf (jezelf horen)

twee condors met hoogtevrees spreiden hun bruine vleugels en
verslinden elkaar op de rand van de afgrond

twijfel niet bedrijf de liefde nu meteen op dit moment in plaats van
deze schijterige verzen te schrijven niet. aarzelen in de nacht van de
pruimenbomen op dit moment. blindelings

voel je het nog al beweegt het niet meer. het gekras van de raaf: de
oorsprong heiligt alle middelen

niemand weet ene donder niemand kan echt goed neuken niemand.
weet waarom we dit doen. of de verzen die ik schrijf niemand weet

dit bed deze middag dit ding dat jij en ik luidkeels roepen en. dat
komt en dat niet komt

bijna onmiddelijk. of altijd of steeds wanneer je het doet

het kloppen van het eindlichaam. van het lichaam aan het eind. van
het leven

zeg je ik ken de namen van de vogels dat is een ibis zeg je dat is een
winterkoninkje zeg je dat is een gewonde pietpiet tussen de
rozenstruiken zeg je dat is een mikstaart zeg je dat is een kolibri met
stem een lied. heel schel in het hart van een bloem tsjiep-tsjiep imiteer
je in de maneschijn en het water. snelt naar de zee

ik kus je ik snuffel je ik volg je als een hond zonder baasje ik migreer je

als de wind die uit de bergen naar beneden komt val ik van jouw
lichaam in de lawine van de wereld

© Mario Montalbetti
Oersetting: Mariolein Sabarte Belacortu

 Yn fergeliking mei Tentije brûkt Montalbetti minder saaie bylden, wylder miskien. Ik tink dat it oan it fitale lei en it lichamelike, dat Montalbetti my better befalt, hoewol’t de ferstilling by Kopland my just ek wer yntrigearet, mar goed dy hold it in stik koarter as Tentije.

Snein

Kees Ouwens lêst prachtich foar. Syn hermetyske poëzij wie in stik nijsgjirriger dan it platte wurk fan Carol Ann Duffy, dy’t miskien wol hast Poet Laureate west hie fan Ingelân, mar dat gelokkich mei har brave poëzij net wurden is. Yn in tal fan har fersen yntrodusearre se de frou fan Faust en de frou fan wit ik net wa. It wienen net mear as flauwe oantekeningen by in klassiker, hoewol’t ik der fansels neist sitte kin, want it publyk fûn it prachtich. It foel my op dat de Ingelsktalige poëzij dy’t ik op Poetry hear faaks wat saai en âlderwetsk is. Ik kin my net foarstelle dat dat oan de poëzij út dy lannen leit.

Moandei

In petear mei de Egyptyske dichter Ahmed al-Shahawi. Oer syn lêste bondel is in fatwa útroppen. It boek waard ferbean doe’t de twadde edysje útkaam. De earste wie in lúkse útjefte yn in oplage fan 2000 stiks en de twadde in goedkeapere yn in oplage fan 20.000. Sels op it festival skynt er in pear kear bedrige te wêzen. Trochdat dy driging sa farsk wie, kaam er spitigernôch der net ta om út te lizzen hoe’t er no krekt de Koran ferwurke yn syn fersen. Yn dy sin ha de machthawwers en fundamentalisten it foarlopich fan him wûn.

Jûns lêst Antjie Krog har ferdigening fan de poëzij. Tegearre mei in imbongi, in dichter út de orale Zulutradysje, dânset se en flústert se dat de poëzij gjin werklike fijannen hat. Se beskriuwt hoe’t de poëzij oeral ferskillende funksjes hat, bygelyks om in plak te ûnthâlden dêr’t wetter te finen is yn `e Sahara. Ik begryp it en fyn de toan moai, mar om mie hie Antjie Krog mear yn `e hûd fan de abbekaat fan `e dúvel krûpe mocht. Ek al hat de poëzij gjin fijannen, wat betooch oanbelanget is it nijsgjirriger om fan wat mear striid út te gean.

Tiisdei

Middeis wurde Willem Jan Otten en Julius Chingono (Zimbabwe) achterinoar ynterviewd. Otten, dy in skoft lyn him bekeard hat, praat oer hoe’t er syn fersen as in gebet sjocht, mar seit ek dat God alles wit. Onno Blom freget him ôf wat it nut is fan it skriuwen fan sa’n fers at God de ynhâld al kin. Otten antwurdet dat er it belangryk fynt om it nochris te sizzen ek al wit de goddelike lêzer al wat er sizze sil.
Chingono kin fan de skriuwerij net rûnkomme en is, neidat er besocht at as sjoernalist te libjen, ‘rockblaster’ wurden. Dêrneist hâldt er preken yn `e tsjerke. De man leaut like fûl as Otten. At er der oer praat ferskynt der in glinstering yn syn eagen, de tsjinsten yn syn tsjerke kinne wol trije oere duorje, it hinget derfan ôf wat der preekt. Ik leau net, mar dat sit yn it paad fan myn wurdearring foar rigels as dizze:

...Mijn geduldigste gedicht, mijn bondigste zin,
mijn strakste worp in de handschoen van een zoon,
hebben niet vergolden dat ik toen,
die ene keer dat ik geboren werd,

voor de aanwezigen minstens alles was,

de bel die paarlemoer komt aangedreven
door de tuin en niet de adem kent
die blies, niet terug de wind in kan

© Willem Jan Otten
út ‘Tot de bellenblazer’ (Eindaugustuswind, 1998, Van Oorschot)

Sa langt de poëzij mar gjin illustraasje is of in simpele beliedenis is it my bêst.

Woansdei

Pilot le Hot is in Frânstalige slammer. Ik koe him fan in pear jier lyn doe’t hy tegearre mei Sieger M. Geertsma en oaren meidie oan in ynternasjonale slam. It is in oere as fjouwer yn `e middei at der in priuwke fan slam jûn wurdt yn de kelder fan boekhannel Donner. It is gjin spannende poëzij, mar de fonken fleane fan de foardracht ôf. Dizze dichters ha it fjoer yn de eagen dat ik by de dichters út it reguliere programma faak mis. Ien fan de dichters stoot de treppen op wylst er syn fers opdreunt. It flyber sit him om `e mûle. Wy lústerje en sjogge. 
Arundhathi Subramaniam komt út Bombay. Se is op it festival te gast as webredacteur fan http://www.poetryinternational.org/, in site foar ynternasjonale poëzij dêr’t ek wurk fan Tsjêbbe Hettinga op te lêzen falt. Subramaniam fertelt oer religy. Se fertelt hoe’t de religieuze teksten yn har lân, libbene teksten binne, omdat se foar in grut part mûnling oerlevere wurde en dêrtroch feroarje kinne. Der binne yn har lân mear paden nei ‘divinity’ dan by ús en der is frijheid om in eigen paad te kiezen, bygelyks troch in eigen godheid út te sykjen.
Jûns waard de Buddingh’-priis útrikt. Ik hie graach nominearre west foar dy priis dy’t no nei Maria Barnas gie. Har bondel ‘Twee zonnen’ fûn ik moai, mar myn favoryt wie Joep Kuiper. Barnas hat in sterke toan, mar Kuiper is avontuerliker. Wa’t syn bondel noch net hat, moat gau nei de boekhannel foar ‘Monarchiëen’.

Tongersdei

Ik strún wat troch de stêd en lês. Middeis komt myn freondinne Saskia. We ha no trije moanne ferkearing en it giet goed. Saskia hat Nederlânsk studearre en wol promovearje op identiteit en lânskip yn Súd-Afrikaanse en Nederlânsktalige poëzij sûnt 1987. Wy sjogge foetbal yn in kafee tichtby. It optreden middeis en jûns wie aardich. Fral Simon Vinkenoog dy’t syn oersetting fan ‘Howl’ fan Allen Ginsberg foarlies, 21 minuten swittend as in otter, makke yndruk. Ik makke wurch fan alle poëzij doe al net folle oantekeningen mear.

Freed

Gjin Poetry mear foar my. Moarns healwei njoggenen sit yn `e trein nei Grins om dêr oan alumni foar te lêzen út de bondel ‘Academisch Groningen’ (Utjouwerij de kleine Uil). Myn fers dêryn giet oer in portier:

portier

rook uit de jaren zeventig slaapt in zijn snor als woede op
kinderen in een rijdende ford escort waar vader het woord
zijn onbewezen ongelijk logeert

even kijken wie de lekkerste borsten heeft tijdens het college
even snoepen van de truitjes in de pauze

mijn mond is een klooster vol oeh`s en ah`s
maar ik laat mijn broek niet zakken
ik laat mijn kaak niet zakken
voor de docent

in zijn dorp vechten meerkoeten en eksters
aan zijn tak wipt een doezelende druif op en neer

ik wil een machtige sleutelbos als conciërge
ik wil een niet te beledigen behendigheid
met apparaten

 en

tijdens het vele repareren
wil ik vaak niets liever dan hartelijk komen kijken
   bij wie de heerlijkste borsten had

in mijn dorp vechten meerkoeten en kraaien

© Tsead Bruinja

Us heit is konsjerzje.

 

terug naar boven

 


 

Reitsje de boeken net oan

Yn 1998 gie ik foar it earst nei Poetry International. Om te sjen en te harkjen. Unsin natuerlik. Ik gie ek om te sjen of der noch wat te learen foel, of te netwurkjen. It levere net in soad nije kontakten op, mar al in lêzing troch de dichter Les Murray. Murray wie de earste dy’t besykje mocht de poëzij te ferdigenjen. Ik stie der fersteld fan hoe belangryk fersen foar dizze man wienen en fielde my foar in tel besibbe oan in oar, foar safier dat kin. 

Wa’t it earste fernimt

De ferdigening fan de poëzij troch Jaques Roubaud

De Frânske dichter Jaques Roubaud dopet syn stik om ta de ferdigening fan in poëzij en ferbout it dêrnei ta de ferdigening fan taal. Taal wurdt neffens him tsjinwurdich troch in tal dichters en politisy op in te platte wize nuttige. As foarbyld neamt er de rjochtse politikus Le Pen. “Les étrangers polluent l’identité française (de bûtenlanners fersmoargje de Frânske identiteit)” seit Le Pen. Roubaud antwurdet mei in fers:

‘De bûtenlanners fersmoargje de Frânske identiteit’
Le Pen fersmoarget
Le Pen fersmoarget, fersmoarget        Le Pen fersmoarget, fersmoarget
Le Pen fersmoarget, fersmoarget, fersmoarget           Le Pen fersmoarget, fersmoarget,
fersmoarget Le Pen fersmoarget, fersmoarget fersmoarget

Le Pen fersmoarget Orange
Le Pen fersmoarget Marignana (...)

Dizze ferdigening fan de taal stiet as in hûs. In hûs dat Roubaud fuort wer ôfbrekt troch ôfgryslik te generalisearen. Taal mei yndie net plat wurde, mar bewear dan net dat poëzij oer de hiele wrâld tsjinwurdich as proaza foardragen wurdt en dat se dêrmei har kracht ferliest. It is ûnmooglik dat Roubaud alle talen ferstean kin en fan elke taal de toan en fersfoarmen begrypt. De djipgong wêr’t er foar pleitet giet ferlern yn de argumintaasje. Syn protest docht tinken oan de VPRO slogan ‘Stop de verloedering’. Roubaud, wa’t it earste fernimt...   
 
Nee, dan Hans Favery dy’t op in Deade Dichters fideobân in prachtich fers foarlêst. Dit hat Roubaud fêst noch noait heart:

De boot, waarin zich

moet laten schommelen
een man. Een vrouw

aan wie wordt gedacht, door de man,

tot op het laatst misschien.
En dan de ogen te moeten sluiten

om te zien hoe, bij kalme zee
en bij helder zicht, de boot keer
op keer, steeds indringender,
dezelfde rotspunt raakte.

(út Verzamelde Gedichten, De Bezige Bij, 1993)

De boat, wêryn’t harren
skommelje litte moatte
in man. In frou

oan wa’t tocht wurdt, troch de man,

oant op it lêst miskien.
En dan de eagen ta dwaan te moatten

om te sjen hoe’t, by kalme see
en by helder sicht, de boat kear
op kear, hieltiten ynkringender,
deselde rotspunt rekke.

Gjin kwea wurd oer de deaden. Op nei it folgjende programma.

it ynternasjonale programma

Yn it ynternasjonaal programma lêst ûnder oare Amal al-Jubouri út Irak. Al-Jubouri is in flechteling lykas Mowaffk Al-Sawad en Rodhan Al-Galidi, dy’t beide yn in râneprogramma harren fersen foardrage. Al-Sawad moat neat fan Jubouri ha. Sy soe yn `e Golf Oarloch as kulturele hotemetoot de dichters oproppen hat ta it skriuwen fan fersen foar de oarloch. Ik wit it net. De fersesyklus dy’t se lies oar sluiers, rekke my:

DE SLUIER FAN IT FLEANTUCH

Yn it fleantúch binne de tinzen hastich

lykas de hertslach fan in man dy’t krekt syn gerak hân hat,
of in frou dy’t krekt in man ferstoppe hat yn `e kast fan in oare man
Yn it fleantúch folget de moanne ús as in wite spien oan de boarst fan de swarte nacht
Yn it fleantúch hat de himel in oare namme, God.
en in eigen foarm, damp.
Yn it fleantúch is angst ús iennichste selskip
dy’t mei ús skaakt
mar de pionnen
de senuwen fan de reizgers binne fêstplakt oan de sluier fan it fleantúch   

(fia in Nederlânske oersetting fan Kees Nijland)
 
Al-Jubouri hie it oer Enhedhuenna, in prysteres dy’t libbe rûnom 2250 foar Kristus. De namme die my tinken oan Baduenna, de namme dy’t Albertina Soepboer foar har webside brûkt. Enhedhuenna wie de earste dichter fan wa’t bekend is dat se yn de ‘ik’ foarm skreau. Foar wa’t mear witte wol, klik op: http://www.angelfire.com/mi/enheduanna/.

It soe te folle wêze om fan alle dichters hjir wurk op te nimmen, mar it ferhaal en wurk fan de DDR dichter Lutz Seiler (1963) mei net misse. Steilers bertedoarp Culmitzsch waard troch it DDR rezjym brûkt as stoartplak foar nukleêr ôffal. Troch dizze omstannichheden waarden syn measte doarpsgenoaten, wêrûnder syn famylje, net folle âlder as sechstich. Foar’t Seiler letterkunde studeare mocht, moast er earst in fak leare. Hy waard timmerman en mitseler.

fin de siécle

ich ging im schnee mit den nervösen
nachkriegs peitschen lampen im genick
über die wiener mozart brücke dort
hockte noch an einem strick ein müder
            irish setter er

war tot und wartete auf mich das
heisst ich band den strick
vom sockel des geländers und begann
das tier ein wenig hin & her
zu schwenken ‘haut & knochenleichters
glocken läuten schnee gestöber’
            setzte ein ich sang

ein kleines lied über die donau hin
& z’rück (ich war ein kind) der tote
setter kreiste jetzt an meinem
rechten arm über die schöne
balustrade er rotierte
leicht & gross in das nervöse
nachkriegs lampen licht ein riss
am halte vertiefte sich ein pfeiffen

kam in gang und seine steifen
augen schalen klappten
müde auf & zu: du

hättest die mechanik dieses blicks geliebt
und wärst noch einsamer gewesen
über dem schnee, der brücke & dem alten lied

(út pech & blende, Suhrkamp, 2000)

fin de siécle

ik rûn troch de snie mei die nerveuze
nei-oarlochske swipen lampen yn `e nekke
oer de weenske mozart brêge der
siet noch wat fêst oan it tou in wurge
            ierske setter hy

wie dea en wachte op my dat
wol sizze ik knope it tou los
fan de sokkel fan de leuning en begûn
it bist wat yn `e rûnte
te swaaien ‘fel &  bonkelicht
klokken lieden snie jacht’
            sette yn en ik song  

in ferske oer de donau hinne
en wer (ik wie in bern) de deade
setter sirkele no oan myn
rjochter earm oer de moaie
balústrade hy roteare
licht & grut yn it nerveuze
nei-oarlochske lampeljocht in sneed
yn syn hals waard djipper in fluitsjen

kaam op gong en syn stive
each skilen klapten
wurch iepen & ticht: do

soest fan de meganyk fan dy opslach holden
ha en noch iensumer west ha
fan de snie, de brêge & dat âlde liet 

(fia in Nederlânske oersetting fan Ton Naaijkens)

It fers is ûnmeilydsum en tagelyk melankelyk. Dat makket it sterk. Lykas de wize dêr’t de lêzer op oansprutsen wurdt. As in freon.

minderheidstalen     

Op Poetry wie dit jier ek oandacht foar Minderheidstalen. Moandei te middei is der as priuwke in petear mei in tal dichters yn `e tún fan it skouboarchkafee. Ynterviewer Onno Blom stelt spitigernôch te algemiene fragen. ‘Wat is der sa spesjaal oan jo taal?’, ensafuorthinne. Yn syn opset moat de dichters út himsels prate, mar guon dichters binne just net sa praatsk. Dy krij je allinne mar oan it wurd, troch op saken troch te freegjen. It ûntbrekt Blom dêrfoar oan kennis. Blykber hat er net mear lêzen as de ynlieding fan it programmaboekje. De dichters hienen om my moai antwurdzje kinnen mei: ‘wat der sa spesjaal is oan myn taalsituaasje is, dat ik mei sokke pipo’s as jo prate meie op subsidieare ynternasjonale poëzijfestivals.’ Valts Enrstreits út Letland hie dan ek net folle boadskip oan Blom: ‘Minsken dy’t de taal net prate fine it spesjaal. Wy fine it hiel normaal.’
Enrstreits skriuwt yn it Lijfs, in taal dy’t troch de Sovjet ûnderdrukt waard. It hat in grutte taal west. No bestiet syn lêzerspublyk út in hantsjefol.
‘Is it in plicht om yn dy taal te skriuwen?’ wol Blom witte. ‘Nee, nee Blomke,’ seit Ernstreits, ‘elk yndividu hat syn eigen ferantwurdlikheid. De oaren moatte sels witte wat se dogge.’

It is in jûne wyld en yn it park gerskje hynsten,
Twa trekkerriders yn de strûken drinke brandy,
En in graafmasine gûlt mei heaze stim –

Wa hat ferdomme myn grypbak stellen?

Ik bin de lift, dêr’t de toarst by del omheech komt,
Mar de brandy droeget de kielen fan de trekkerriders út.
Lit de graafmasine har bekroadzje om de rogge thús op it fjild
En lit de swiere ieren yn him streame.

(fia in oersetting yn it Nederlânsk fan Frans van Nes)

Nei Ernstreits wurdt Elin ap Hywel út Wales behelle yn it petear. Hywel groeide op yn Londen. har âlden praten Welsh. Doe’t se it BBC-Ingelsk hearde, tocht se dat de minsken yn it kastje krûm Welsh praten.

CAWL

Nid cerdd am gawl yw hon –
nid cerdd am ei swar, ei flas na’i liw,
na’r sêrs o fraster yn gusanau poeth
ar daford sy’n awchu ei hysu

Nid cerdd am gawl yw hon,
am frathiad o foron tyner,
am sudd yn sugnad safri, hallt
na’r persli’n gonfetti o grychau gwyrdd

Dim on cawl oedd e wedi’r cyfan
- tatws a halen a chig a dwr –
nid gazpacho na chowder na bouillebaisse,
bisque na velouté neu vichysoisse

Nid cerdd am gawl yw hon
ond cerdd am rywbeth oedd ar hanner ei ddysgu –
pinsiaid o rywbeth fan hyn a fan drwa,
mymryn yn fwy neu’n llai o’r llall
- y ddysgl iawn, llwy bren ddigon hir –
pob berwad yn gyfle o’r newydd
i hudo cyfrinach athylith cawl.

Nid cerdd am gawl yw hon o gwbl

- nid cerdd am gawl, nac am ddiffyg cawl:
dim oll i’w wneud â goleuni a gwres
y radio’n canu mewn cegin gynnes
a lle wrth y bwrdd

(út In een ander licht. Hedendaagse poëzie uit Wales, Wagners & Van Santen, 2001)

SOP

Dit is gjin gedicht oer sop –
net de kleur fan sop, de geur, de smaak derfan
noch de stjerkes fet – ferskroeiende túten
op in tonge dy’t gewoan popelet om te baarnen

Dit is in gedicht oer sop,
de delikate beet fan woartels,
it krûdige, sâlte sûgen fan focht,
de piterseelje as ferfrommele griene konfetty

It wie by eintsjebeslút inkeld sop
- jerappels en fleis en wetter en sâlt –
gjin gazpacho, gjin chowder, gjin bouillabaisse,
bisque of velouté of vichysoisse

Dit is gjin gedicht oer sop
mar in gedicht oer in heal begrepen ding,
in snúfke fan wat hjir en dêr,
in soupçon, mear fan dit dan fan dat
- it iennichste goeie board, in leppel lang genôch –
elk kôk op `e nij in kâns
om de geheime genius fan sop te fetsjen

Dit is hielendal gjin gedicht oer sop –

gjin gedicht oer sop of in brek oan sop:
neat te krijen mei hite of ljocht,
de radio dy gûnzet yn in waarme keuken,
in plak oan tafel.

(fia in oersetting yn it Nederlânsk fan J. Eijkelboom)

Humberto Ak’abal út Guatamale waard troch syn pake warskôge gjin boeken oan te reitsjen. Hy soe gek wurde at er it al die. Ak’abal skriuwt yn de Mayataal Quiché. De measten út syn doarp kinne net lêze. Ak’abal lêst foar op strjitte en oeral wêr’t minsken him freegje.
Der is yn syn taal gjin wurd foar dichter. In dichter wurdt ‘sjonger’ neamd, in namme dy’t ek ‘pryster fan it wurd’ betsjut. Blom freget him nei oanlieding fan dit gegeven, of syn oansjen dêr dan ek nei is. Ak’abal seit: ‘Ja fansels. It brûken fan it wurd is in hiele ferantwurdlikheid. De rykdom fan ús taal leit as in lêst op ús skouders.’
Ak’abals pake wie in sjamaan. Fan him hat er leart hoe’t er bliksems lêze moat. ‘Is er dan religieus?’ ‘Nee,’ seit er, ‘mar wol spiritueel.’

ri ch’umill

K’ojom ri uwach nu ch’ek
xuquje tzanwachaq re nupantalón
-  Ch’anal, xuquje’
raq’rob’inaq ri wanima’-,

kinaq’an chuwri’ri jun ch’ulte’
re ri jun chi’ma.

Najtir wa’
are jampa ri kaj
maj naj ta ko’wi jacha’ kamik.

In kin ch’up ch’umil

xuquje’ kin tijo.

(út Poems I brought down from the mountain. Nineties press, Minneapolis, 1999)

de stjerren

Mei lapen op `e knibbels
en op `e billen fan myn broek
- it hert brutsen en leech –

siet ik op it latwurk
dêr’t in chayoteplant tsjin op klom.

Om’t de himel
yn dy tiid
net sa ûntsachlik fier fuort wie,

snie ik stjerren ôf

en ite se op.

(fia in oersetting yn it Nederlânsk fan Mariolein Sabarte Belacortu)

poetry slam!

Mei yn de iene hân in mikrofoan en yn de oare in kamera, rint presentator Rik Maverik troch it publyk. In DJ draait loungy muzyk en de fiif slammers nimme plak achter in rige mikrofoans. Hûndert skoalbern krije as priuwke fan de wurdestriid in kakofony fan stimmen foar de kiezzen en fine it allegearre prachtich.
Maverik kiest de sjueryleden út it publyk. Mei de stim fan in frijer oertsjûget er se dat se harren siel, leafde en hert oan de dichters betrouwe moatte.
‘Ik bin in aardich persoan,’ seit er.
‘Ha jim wol ris wat tabetrout oan it papier? Eat fan jim eigenste emoasjes?’
Dit is de Word Slam, sûnt trije jier fêst ûnderdiel fan it festival. It fenomeen slam liket yn populariteit te groeien en kin rekkenje op in grut publyk.
‘your mama told you to be discreet / and keep your freak to yourself / but your mama lied to you all this time / she knows as well as you and I / you’ve got to express what’s taboo in you /  and share your freak with the rest of us’
‘Fan wa is dit?’ raast maverik.
‘Fan Macy Gray.’
‘Ja, en sy is net allinne in soul sjonger. Sy is in dichter en dit is poëzij.’
De bar is oan Sieger M. Geertsma út Grins. Hy iepent mei in gedicht oer Daphne en Apollo. Ut `e holle, mei de eagen heal ticht en in grimmitige stim fertelt er op `e nij oer de frou dy’t bosk waard. Ut `e boksen dreunt drum `n bass. It slagget Geertsma de bern mei te krijen, mar neoi ôfrin jout ien famke him in min sifer. Neffens har hat har namme stellen hat foar syn fers ‘Pandorra’s doos geopend’. Geertsma laket in pynlike laits.
Maverik begjint oan wer in weake ‘feel good’ preek dêr’t er de folgjende dichter mei oankundiget.
Patricia Smith is in feteraan yn slamlân. Sy wie derby doe’t yn har berteplak Chicago de slam begûn. Har fers giet oer it swarte diel fan de Amerikaanske maatskippij en oer de kracht fan froulju: ‘only a woman has the balls to break them.’ Mei it iene fers dat se yn dizze rûne foarlêst, toant se harsels krekt wat profesjoneler as Geertsma dy’t eins te lang trochgie.
Dizze slam ferrint net neffens de regels sa’t dy yn Amearika jilde. In foardracht mei dêr trije minuten duorje en der meie gjin attributen of muzyk by brûkt wurde.
At Smith klear is , wurdt it publyk frege om Nederlânsk te praten, mar de skoalbern wolle leaver ‘cool’ Ingelsk mei Maverik lulle. Ik hear twa jonges achter my diskusjearen oer de útslach. It docht my wat dat de foardrachten harren sa yn `e besnijing krige hat.
De Frânske slammer Pilote le Hot wachtet op de projeksje fan syn oersetting en barst út yn:
‘J’veux être une putain d’libellule / Car vitre vite c’est plus marrant / J’veux être une putain d’libellule (`k wol in kloate libel wêze / want it libben is moaier / `k wol in kloate libel wêze / blier neuke yn `e loft)’
Hy wurdt folge troch de Belgyske Eva Cox. Mei in heech hoerich stimke ferliedt se it publyk. Cox is de ienichste dy’t fan papier lêst en letter ek noch ris in flater makket. It publyk ferliest de konsintraasje, folget it fers net mear en rekkent har derop ôf. ‘Se hie trochlêze moatten by dy flater, ’ reagearet ien fan de sjueryleden en jout Cox in sân.
De krityske hâlding wurdt bewûndere. ‘Be proud of what you think,’ seit Maverik en de DJ draait noch in glêd jierren tachtich diskoplaatsje.
Lemn Sissay slút it blok ôf. Syn wurk is sa licht as in fearke en bestiet foar in grut part út taalboarterij: ‘There is a rhythm, a soul’s rhythm / A come in from the Cold rhythm, A no need to go rhythm, A take off your bruise shoes, And shake off tomorrow rhythm.’ Lykas Cox ferjit Sissay in pear kear syn tekst, mar hy laket it fuort en giet troch mei in noch fûlere ynset.
At nei in twadde rûne, de winner bekend makke wurde sil, ferskuort Maverik it ‘score’ papier. ‘Iderien is in winner. Iderien krijt fan my in tsien!’
It publyk fynt alles goed. Mei papier en pinne rinne se nei foaren om hantekeningen te freegjen. De dichters binne foar ien tel rockstjerren wurden en geniete fan de oandacht.
Dochs gie it om poëzij dizze middei en net samar om in aardich kabaretesk optreden mei in fleuchje poëzij. De teksten fan Sieger M. Geertsma en Patricia Smith bygelyks binne op papier noch altyd it lêzen wurdich en dan benammen dat fan Smith. Mei in fers oer de dea fan har heit liet se sjen hoe’t in tragysk gebeuren ferwurke wurde kin sûnder dat it te sentiminteel wurdt. It fers is in resept foar ‘sweet cornbread’. Har heit hat har it leart te bakken, mar troch dit resept hinne rint hieltyd wer de pynlike rigel ‘before he had a bullet in his head.’

petear

Patricia Smith (USA, 1955) begûn har karriêre yn it Chicago fan de lette jierren ’80. Sy stie oan `e widze fan wat no bekend stiet as de Poetry Slam. Oant fjouwer kear ta waard se kampioen by de National Poetry Slam yn `e VS. Se stie op ferskate poadia yn Europa en Amearika en skreau trije poëzijbondels: Close to Death, Big Towns, Big Talk en Life According to Motown.

Wurdt dyn skriuwen beynfloede troch it foardragen?

Myn foardrachten moatte wat oerweldigjends yn har ha, wat teatraals, mar it bliuwt in kombinaasje fan poëtysk fakmanskip en teater. It draait by my foar it grutste part om ritme en klank. At ik op de computer skriuw bygelyks, lês ik hieltiten alles lûd op foar. Dat doch ik yn myn deistige libben ek. Sels de krante lês ik lûd op. 

Wat foar ynfloed hat it publyk dat ommers by in slam har miening uterje mei  op dyn wurk?

Ik brûk it publyk om myn teksten te ferbetterjen. Troch de reaksjes fan it publyk, lear ik wêr’t in lêzer stroffelet. Sokke stikken besykje ik thús te korrisjearen. It is net sa dat ik in fers fuortendalik foarlês nei’t ik it skreaun ha. It moat earst rypje. De measte tiid sit yn it neitinken oer hoe’t ik in idee op in orizjinele manier ferwurkje kin. 

Hoe reagearet  de festige literêre wrâld op dy?

Sy moasten myn boeken wol resinseare, om’t ik sa oanwêzich wie. It spile mei dat ik ek sjoernalist wie en nonfiksje boeken publiseare ha. Dêrtroch waard ik mear serieus naam as oare slammers. Myn sjoernalistike wurk hat myn poëzij trouwens holpen. Ik ha der fan leard better te observearen en ûnder it oerflak te sjen. It giet my der ek om te sjen nei watst allegearre mei wurden dwaan kinst. Minsken tinke dat it allinne mar teater is, mar it is mear. It is poëzij dy’t ta libben komt.

Do stiest oan `e widze fan de Slam yn 1986. Hoe giet it op dit stuit mei de Slam yn Amearika?
 
Ik ha it idee dat de slam oan it feroarjen is, it is gjin poëzij mear. Ik mis de ynhâld. It publyk sjocht dwers troch de nije performers hinne. De nije dichters soenen in kear goed neitinke moatte. Wêrom’t  wolle se skriuwe? In soad minsken liket allinne mar ynteresseare te wêzen yn de sinten en de oandacht. Dêr giet it by de slam net om. Sokken wurkje no by de film, reklame en tillevyzje. Dêr fertsjinje se mear en krije se ek mear oandacht. De ‘saak’ moat puer hâlden wurde. Ik wit dat ik der wat te ‘protective’ oer bin, mar ik fyn datst mei de siel foarop dit fak yngean moast en net mei de holle. Mei myn leeftyd, ha ik sa wie sa in frjemde status yn dat wrâldsje. Ik bin wat fan in relyk, mar dêr  jou ik neat om.

Op it net neamde ien dy in soad fan ‘reporter’. Sjochst dysels as ien dy’t fertelt oer hoe’t it der foarstiet mei de wrâld?

Ik bin in ferhaleferteller. Ferhalen binne der om troch jûn te wurden.

Tinkst dat slam taal feroaret of poëzij?

Net de poëzij fan de akademyske lju, yn alle gefallen. Dy binne dêr te stiif foar. Slam is mear aventoerlik yn ûnderwerp. Fierders fyn ik dat taal der is om ús te tsjinjen en net oarsom. De poëzij fan de Akademisy is my te yngewikkeld. It is te folle lykas sjochst yn oan it tinken.

Ik lies datst ek ris in oare slammer útdage hast. Hoe giet soks?

Dat wie by in Taos slam. Taos is in foarm fan slam dêr’t de dichter de skoare net ûnder eagen krijt. Se ha ek wol besocht om te wurkjen mei ferneamde lju en akademisy mar it publyk wol just dat de sjuery krekt is as sy. Neffens my is de iene noait mear kwalifiseare om in gedicht te beoardieljen as de oare.

Wat is de funksje fan in slam neffens dy?

In soad minsken komt foar de ferdivedaasje en wurdt grepen troch de poëzij. ‘Se wisten net dat it ek sa wêze koe.’ It moaiste dat slam dwaan kin is sokke minsken oan it lêzen krije.


Boarne: skreaun foar Kistwurk

terug naar boven

 


Achteruit Toulouse weer in

Sinds kort maak ik deel uit van een groep kunstenaars die de naam FRyXOS draagt. FRyXOS is uitgenodigd om in Toulouse deel te nemen aan het festival 'Forom des langues du monde'. Via een persbericht heb ik over FRyXOS beweerd dat we een groep zijn die 'activiteiten wil ondernemen, waarbij een uitwisseling met geestverwante kunstenaars in Occitanië, het deel van Frankrijk waar Toulouse in ligt, een centrale plaats inneemt. FRyXOS noemt zichzelf ‘een Friese schijnbeweging’. Zij zoekt de ironische provocatie en schuwt  het absurdisme niet. De groep haakt in op een internationale tendens van groeiend regionaal zelfbewustzijn in tijden van globalisering en mondialisering. Hierbij wordt ook aansluiting gezocht met  kunstuitingen van allochtonen en kunstenaars elders in de wereld.' Wat wil FRyXOS vraag ik me af? Beweging en vitaliteit in de kunst. Waarom? Wat mij betreft als een zinnig antwoord op de zinloosheid van het bestaan.

Donderdag 23 mei - Om twaalf over zeven rol ik half slapend in een overvolle sneltrein naar Leeuwarden. Elmar Kuiper, een van de mensen met wie ik zal optreden, zit naast een rugzak vol cassetterecorders, maskers, ballonnen, onderbroeken en brood. Elmar maakt deel uit van kunstenaarsgezelschap 'De Zoete Hanen', een groep die aangesloten is bij FRyXOS. Op station Buitenpost stapt tot mijn verassing een oud klasgenoot in. Jeannette zat naast me bij Frans. De jaren negentig waren aangebroken maar in het lange haar van Jeannette zat nog een pot gel uit de jaren tachtig. Het haar om haar gezicht vormde een stralenkrans die ook wel deed denken aan de spoiler op een Opel Ascona. Ik vond Jeannette leuk, maar kwam niet verder dan mijn ellebogen en knieën voorzichtig tegen de hare te houden. Iets wat me vaak aan het einde van het lesuur op kramp kwam te staan. Het haar is dunner geworden. Er zit minder gel in, maar ze is nog steeds oogverblindend. Ze heeft me op tv gezien en ze is nog steeds met die brede bouwvakker, type 'elke jongen die naar mijn meisje kijkt, krijgt een ram'. Elmar kijkt belangstellend naar haar mooie ogen. Ik vind eigenlijk dat zijn knieën zouden moeten wiebelen. Niet vanwege de bouwvakker. Die is niet in de buurt.

De zon schijnt terwijl we naar het Fryslânhûs lopen en nog wat over Jeannette praten. Voor het pand staat Huub Mousch, een grijze vijftiger en initiator van FRyXOS. Hij wrijft over zijn slordig geschoren kin en begint een shagje te rollen. De huid van zijn handen is bezaaid met lichtbruine ouderdomvlekjes. Zijn buik bolt even vrolijk als die van Anne Feddema. Feddema is dichter en beeldend kunstenaar met in beide een gezonde dosis humor. Joris Collier staat op een afstandje van de twee mannen. Joris is een tengere Welshman, in het zwartgekleed en minder goedlachs. Zijn roodblonde haar staat vlammend overeind en doet denken aan dat van Japanse striphelden. Voor het grootste deel van de reis zit hij stil te lezen.
We wachten op de bus. Elmar gaat zitten op een hakenkruis, iets wat hij onmiddellijk wil opschrijven voor het verslag dat in het tijdschrift Kistwurk zal verschijnen. Elmar is lang, heeft een wilde bos haar op z'n hoofd en draagt een bril met dik bruin montuur. Zijn collega Zoete Haan, Keu, die om de hoek verschijnt is, nog langer, twee meter nog wat, een wonderlijk mager figuur met een komisch gezicht, die gedurende reis zo nu en dan onverstoorbaar vals zingt en verder onbegrijpelijke grappen maakt. Er wordt meer gelachen om zijn onhandigheid dan om zijn grappen.
De bus wordt bestuurd door Mark Bunder. Mark is een brede besnorde Australiër, beeldend kunstenaar, niet erg gek op het feminisme. Tijdens de laatste bijeenkomst van FRyXOS voerde ik met hem een heftige discussie waarbij hij me steeds onderbrak.

Eenmaal in de auto begint Anne Feddema te vertellen over Mao. Mao had een afkeer van mondhygiëne. Zijn gebit werd getekend door een dikke groene laag. Opmerkelijker nog vind ik het dat de groengebekte dictator alleen maar poepen wilde op een potje. Ik bedenk me dat mijn opa ook nergens anders wilde poepen dan op zijn 'húske'. Het 'húske' was een grote emmer verwerkt in een oranje houten bak. Nadat mijn vader een nieuw modern toilet had geïnstalleerd voor mijn oma en het bezoek, werd het húske verplaatst. Mijn opa bleef op zijn emmer zitten. Mao had een pot. Een medewerker mocht met het ding achter hem aan sjouwen. Ik begin over de flatulentie van Hitler en hoe zijn officieren moeite moesten doen om hun lachen in te houden als de vegetarische tiran er een had gelaten. Mao had een pot en Mao zwom in een pot: als onderdeel van de partijpropaganda maakte Mao namelijk een lange zwemtocht door een rivier die tevens werd gebruikt als riool. Ik zie Bush voor me, poedelend in een rivier van drollen.

Het deel van Fryslân dat we zien is weg, weiland, weiland, ronde hooibalen in zwart plastic, koeien en water. Mao wordt verdreven door Pim Fortuyn. De eerste complottheorieën ratelen als vermakelijke roddels door de bus. De geheime diensten van Amerika willen bijvoorbeeld Herben naar voren hebben omdat hij voorstander is van de Joint Strike Force of het leger wilder Fortuyn weg hebben omdat hij het halve leger wilde afschaffen. Ik kan echt genieten van dit soort verhalen, te meer nu uit kranten blijkt dat CIA en FBI rond de aanslag van 11 september nogal wat blunders hebben gemaakt. 

We schieten door Nederland heen terwijl Feddema bijna elke eetgelegenheid opnoemt, beweert dat hij niet meer drinkt en vervolgens elk merk bier dat in de vorm van uithangbord of vrachtwagen voorbij komt, zodanig opnoemt en dat hij met een glas van desbetreffend merk in de hand lijkt te zitten. Ik maak een aantekening: de mooiste verhalen gaan over drank gaan of over darmperikelen van wereldleiders. Dit hangt vast samen met mijn eigen aangeleerde spastische gedrag op het gebied van de stoelgang. Hiervoor berust de schuld geheel bij mijn vader. Hij ging meestal een minuut of twintig zitten stinken met een Bigglesboekje. Tot mijn zesde kon ik nog een potje krijgen als ik erg nodig moest en later mocht ik het gewoon ophouden. Mijn vader wilde, nadat we van het platteland naar een dorp verhuisden, liever in de tuin plassen dan binnen. Iets wat mijn opa ook deed, maar dan vooral om brandnetels te bestrijden. Wij zogen wel eens zoete nectar uit de bloemen van brandnetels.

De lichte glooiing en de gekleurde lappen grond in België en Frankrijk doen denken aan Henkie, een vriendje van me op de lagere school in Damwoude. Henkie was niet helemaal honderd procent en ook niet helemaal honderd procent mijn vriendje, ik was in vriendschap namelijk nogal een rasopportunist. Als de ene niet met me wilde spelen belde ik de ander en zo belde ik regelmatig Henkie als niemand anders kon. Op het laatste schoolfeest voordat ons gezin verhuisde naar Kollum, ik zat in de derde klas, won Henkie doodleuk de hoofdprijs in een stoepkrijtwedstrijd. Hij tekende een landschap van bovenaf gezien, terwijl ik worstelde met een politiewagen uit de Dukes of Hazard. De verbeelding won en Henkie ook. Mijn Roscoe P. Coltrane verdween naamloos in de geschiedenis van krijttekeningen. Henkie had laten zien dat hij kon kijken.

Dit is mijn eerste reis naar Frankrijk. Het is moeilijk is om onder mijn vrienden, mensen te vinden die niet op zijn minst hier een keer zijn geweest. Voor het beschrijven van dit nieuwe landschap word ik tegengezeten door het feit dat iedereen dit al eerder heeft gezien. Zou mijn verbazing gedateerd overkomen? Bij de uitgang van een tolpoort lopen de wegen niet meteen in banen. De auto's rijden richting snelweg als kinderen die na de les het schoolplein op komen stormen, op een mooie zomerdag.

We zijn van plan om Parijs heen te rijden en nemen een verkeerde afslag. Huub ziet Auvers op het bord staan, het dorp waar Vincent van Gogh stierf. Het prachtige landschap rond Auvers verschilt totaal van het vlakke land waar de snelweg doorheen snijdt. Eigenlijk wilde ik eerst liever doorrijden, maar nu wil ik hier wel wonen.
Het graf maakt indruk. Het hele kerkhof trouwens. De graven lijken beter verzorgd en kleurrijker dan de graven die ik ken. Vanuit de auto zag ik kleine kerkhoven die iets buiten het dorp liggen, tussen dorp en snelweg. Het leek alsof het kerkhof eerder was aangelegd dan het dorp. Over zo'n kerkhof waakt een gekruisigde Jezus, een beetje een vogelverschrikker. Hetzelfde beeld hangt ook hier.
Het graf van Vincent en Theo is minder flamboyant dan de rest. De broers rusten samen onder een deken van klimop met aan het hoofdeinde twee degelijke saaie stenen. Ik kijk Elmar en Keu aan. We zetten onze Zoete Hanenmaskers op. Een mooie plek voor een performance. Elmar filmt ons bij het graf en later, wanneer we met de maskers op de achterkant van het hoofd een groen korenveld inlopen. Na de maskers willen we ook gewoon op de foto.
Ik zit op een heuvel tegen een boom in Auvers. We hebben een hotel gevonden voor vier personen. Terwijl de andere drie FRyXOzen zoeken naar een ander hotel, zie ik een tor met een vreemde tekening. Zijn schild is rood met zwart. Een soort ogen tussen haakjes. De kat gaat zitten naast een grote kleien pot, een klassiek beeld, bijna Egyptisch. 
Elmar zit aan de andere kant van de binnenplaats. Hij schrijft ook. In de auto merkten we dat het moeilijk is om naast elkaar te schrijven. Het idee dat we waarschijnlijk hetzelfde opmerken maakt de bezigheid een stuk minder uniek. Opeens heb ik twee lezers in gedachten die van zijn stuk en die van het mijne, een lezer die over twee schouders meekijkt. Het wordt er doellozer van dan het is, en beklemmend. Misschien zoek ik een uitweg om niet te hoeven schrijven. Elmar aan de andere kant van de binnenplaats. Hij kan onmogelijk zien wat ik zie. 
Ik begin aan een gedicht te werken.

har ljochte lichem beskermet my
har roas is in soele treast
de spoekebeammen

(haar lichte lichaam beschermt me / haar roos is een zwoele troost / de spookbomen)

Waardeloos! Maar het beeld van de bomen blijft me vasthouden.

sy hat my har bosk útwâlde
har bosk fan spoekebeammen
dêr't in wylde hûn my opjage
elke kear at ik myn dream
delplantsje woe syn azem
syn azem har bosk is sâlt
sâlt ûnderwetterbosk
har stal is fier fuort
as in jûn dy't krekt oer
is tsjuster ûnderwetterbosk
har lea leit oer de wrâld
en om myn dream
it is yn har tearen
dat ik my strutsen deljou

(Ze heeft me haar bos uitgetrapt / haar bos van spookbomen / waarin een wilde hond me opjoeg / elke keer dat ik mijn droom / neer wilde planten wilde zijn adem / zijn adem haar bos is zout / zout onderwaterbos / haar gestalte is ver weg / als een avond die net voorbij / is donker onderwaterbos / haar lichaam ligt over de wereld en om mijn droom / het is in haar vouwen / dat ik gestreken me neerleg )

Het doet me denken aan het werk van Sjoerd Spanninga. Veel beelden en weinig verhaal. Het gaat verder en stokt:

jou ik my del yn dizze lea
har heupen laitsje ûndogensk
har mokkende minstreel
har koperen swartkop

(leg ik me neer in dit lichaam / haar heupen lachen ondeugend / haar mokkende minstreel / haar koperen zwartkop)
Ik onderstreep koperen.

Vrijdag 24 mei -  Ze verkopen geen Red Bull op het benzine station. Mark is vermoeid van het rijden. Ik ruil met Huub en ga naast hem zitten. Marks vader was Nederlands. In de jaren dertig vertrok hij naar Indonesië als officier. Tot aan WO II leefde hij daar als een 'koning'. Zowel Marks moeder als vader hebben pijnlijke herinneringen aan de oorlog. Mark vertelt hoe hij met zijn broertje oorlog speelde om het huis en dat hij zich nu beseft dat dat niet makkelijk was voor zijn ouders.
In Toulouse blijkt ons hotel, een kruising tussen een studentenflat en een international student house. We kunnen nog mee-eten uit de gaarkeuken en houden ons van de domme als de kok vraagt om een eetbon. Als vegetariër trek ik aan het kortste eind. Voor mij geen half rauwe  hamburger en later ook geen maagkramp zoals Elmar later krijgt als we onze kamer opzoeken. 
Anne Feddema voelt zich niet helemaal lekker. Sinds het begin van de reis heeft hij last van een puist in zijn nek. Hij kan er niet vanaf blijven en rapporteert gedurende de hele reis over de groeiende bult. Elmar geeft hem een pleister voordat we de stad ingaan, op zoek naar de plek waar we moeten optreden. Samen met Mark, Keu en Joris vinden we een avondwinkel, waar we later wijn gaan kopen. We lopen via een ontzettende omweg, doordat we de borden voor wegverkeer hebben gevolgd. Ik zoek naar posters van het festival. Op de terugweg zien we er één. Het is vrijdag. Het festival vindt plaats op zondag.

Maandag 26 mei - De terugweg. In dit landschap zou je zo Remi kunnen zien lopen. Onderweg naar de woonboot van zijn moeder. Net voor het aapje zal sterven in een sneeuwlandschap. Zo nu en dan staat er een boom verdwaald in een weiland, of er staan er vier naast elkaar. Verderop tegen de helling aan ligt bos. Het bos lijkt een familie die haar kinderen roept of heeft verstoten. Ik zou dit emotioneler willen beschrijven, maar ben bang voor Toon Hermansachtige taferelen. Je zou de beste man alsnog willen opknopen, niks persoonlijks.
Nadat we een poster van Bruce Willis voorbij rijden, knijpt Anne Feddema zijn ogen een beetje dicht en trekt een zuinig Willissmoeltje: 'Goedemiddag mevrouw. Ik ben Bruce Willis en ik heb van u gedroomd. ' Keu maakt het af met: 'Heeft u mijn films gezien? Het zijn goeie films.' Deze improvisaties komen niet uit de lucht vallen. Voor het optreden van de Zoete Hanen gebruikte Elmar een bandje met een cursus Fries uit 1972. Een krakende snerpende hoge oude mannenstem zei: 'De bern (met overdreven harde noordelijke 'r') krije in presintsje en in tút. De bern binne blij mei it presintsje. De bern hawwe de cola op. ' (De kinderen krijgen een presentje en een zoen. De kinderen zijn blij met het presentje. De kinderen hebben de cola op.) Wat in de bus al snel veranderde in talloze varianten: 'Pake hat in gewear. Hy sjit op de bern. De bern binne blij mei pake.' (Opa heeft een geweer. Hij schiet op de kinderen. De kinderen zijn blij met Opa).
Een bord geeft een hellingspercentage aan. Ik stel me voor in hoe verre ik mijn schrijven laat afhangen van omstandigheden. Of ik wel een goed humeur heb. Of het wel goed gaat met mijn stoelgang.

Ik schrijf weinig in Toulouse. Een groot deel van de dag kijk ik om me heen en hang rond met Elmar, Keu en Mark. Pas op de terugweg, na een dag in de bus met gemiste afslagen, truckercafés en een nacht in een goed hotel, heb ik zin om te schrijven. Ik schrijf het op in het Fries. Het lijkt zo sneller te gaan. Weer even de twijfel of ik überhaupt nog wel in Nederlands zou moeten schrijven.

Gisteravond keken we naar Arte. Er werden een aantal korte filmpjes vertoond. In één ervan werd een man herhaaldelijk door meerdere vrouwen, één voor één, uitgekafferd, waarna ze hem zijn trouwring gaven die hij vervolgens om een van zijn vingers schoof, totdat aan elke vinger een ring zat en hij zichzelf door zijn hoofd schoot. Een slap einde van een mooi idee.
Ik droomde vannacht van een vrouw met zwart haar, aan wie ik een huwelijksaanzoek deed. Ze was me onbekend. Ik projecteerde het gezicht van een ex-vriendin op haar, maakte mezelf blij met dit nieuwe beeld en met het beeld van haar blije ouders. Het was dichtbij Dokkum, waar ook het huis van mijn grootouders staat.
In het volgende filmpje stuurt een meisje vanuit Los Angeles foto's naar haar ouders in Polen. Ze staat op de foto met Baywatchmannen en vrouwen in badpak. Met glimlach en al lijken ze  haar vrienden. Dat denken haar ouders ook die samen met het hele dorp de plaatjes bekijken, maar de foto's zijn genomen met een gestolen fototoestel op de dag dat ze uit haar kamer wordt getrapt omdat ze de huur niet meer kan betalen. De 'vrienden' zijn volslagen vreemden. De schakeling tussen het fleurige LA en het grijze Polen is abrupt en prachtig.
Ik heb er niet over gedroomd.

Zaterdag 24 mei - Na het ontbijt wil Anne Feddema een aantal musea bezoeken. Het plan was om samen te gaan, maar Feddema te doen, die inmiddels de bijnaam 'puistman' heeft gekregen, is om half tien vertrokken. Samen met Mark, Elmar en Keu stappen we een museum binnen waar traditionele kunst hangt. Binnen vijf minuten staan we weer op de stoep. Niemand heeft genoeg geld bij zich of zin om geld te halen. Er is meer interesse in de straatjes van Toulouse. We drinken een kop koffie in een goedkoop cafeetje waar de barvrouw, een roodharige vrouw van begin zestig, ons vraagt waar we vandaan komen. Mijn Frans is niet geweldig. Het ontbreekt me aan grammatica om achter elkaar door volzinnen te maken. Ondanks acht jaar Frans, waaronder een jaar naast Jeannette, heb ik het nooit echt hoeven spreken. Niettemin is het Frans van mijn collega's nog minder goed. Ik de barvrouw dat we hier zijn voor het festival 'Forom des langues du Monde' en omdat ik niet echt een gesprek met haar beginnen kan, maar wel met haar wil praten, lees ik een vertaling voor van een aantal van mijn gedichten. Het zijn voornamelijk liefdesgedichten. Ze bloost en vraagt ons of we nog een kop koffie willen. Mark vraagt haar om een stuk papier en mij naar het Franse woord voor portret. Met een rode balpen tekent hij vliegensvlug de contouren van haar gezicht. Ik vind het te gek om hem aan het werk te zien. De leden van FRyXOS heb ik tot nu toe voornamelijk horen praten. Ik ken hun werk niet. De dochter van de eigenaresse komt uit de keuken om het portret te bekijken en lacht. Het portret wordt opgehangen en zo nu en dan loopt Mark ernaar toe om er met een in de koffie gedoopte vinger wat kleur aan te geven. De eigenaresse lijkt dit niet helemaal te begrijpen, maar moet er om lachen. Ik heb het idee dat mijn reis nuttig is. Ik heb met mijn werk een onbekende bereikt.

Er is een macrobiotische markt op het Capitool. Tussen meergranenbrood en olijven treffen we Koos Dalstra en leden van de organisatie. Onderweg naar het festivalkantoor is er een rommelmarkt die op zijn einde loopt. Elmar graait een paar amateuristische schilderijtjes mee die hij wil gebruiken voor de performance. Ik weet bij god nog niet wat dat gaat worden morgen en draai er omheen. Ik wil liever genieten van de zon en Toulouse. De andere twee Zoete Hanen, Ingrid en Wouter, zijn inmiddels wakker en aanwezig. Na panne vlak voor Nice, zijn ze met de taxi naar het hotel gekomen. Ingrid heb ik weleens eerder gezien bij kunstacademie Minerva. Ze draagt blonde dreads en ik projecteer op haar mijn vooroordeel over studenten met dreads: vaak 'passive agressive' figuren die overal een mening over hebben en tegelijkertijd een onverschilligheid tentoonspreiden waar ik jeuk van krijg. De communicatie tussen de Hanen is niet optimaal. Het is lastiger om contact met 'de twee nieuwelingen' te maken, omdat ze niet meereden in de bus en dus niet hebben deelgenomen aan ons geouwehoer. We vertrekken zonder Ingrid en Wouter, lopen verder door de stad, tevreden met elkaars gezelschap. Mijn vooroordelen verdwijnen 's avond bij een glas wijn.
Keu besluit op zoek te gaan naar een overhemd. Door zijn dunne nek is het voor hem vaak lastig om een geschikte maat te vinden. We spreken af dat Mark, Elmar en ik op hem zullen wachten in een parkje. De vrouwen van Toulouse worden van een licht en zonnig commentaar voorzien. Dan komen de mensen van Omrop Fryslân langs gelopen. Ze willen ons graag filmen, maar moeten eerst nog de apparatuur uit hun hotel halen. We zijn in een pesterige stemming en zetten her en der wat van de rommelmarktschilderijtjes neer. Als ze terugkomen, worden we van opzij gefilmd. De bezoekers van het park kijken geïnteresseerd. Er loopt een ontzettend zwarte neger langs en we komen op het idee hem te vragen erbij te komen zitten. Mark vliegt hem achterna en even later zit hij tussen ons in op het bankje. "Zo," zegt Mark, "nu heb ik als beeldend kunstenaar mijn werk weer gedaan." De neger is een journalist uit Senegal. Ik leg hem uit waarvoor we hier zijn, lees hem een vertaling van mijn gedicht voor in het Engels en een deel van hetzelfde gedicht in het Fries. Hij stelt voor om de Franse vertaling te laten horen. Stom, natuurlijk, ze spreken Frans in Senegal, dat had ik kunnen weten. Zijn voordracht klinkt geweldig. Omrop Fryslân lijkt tevreden, hoewel ze ook doorhebben dat we ze in de maling hebben genomen.
Dat pesten hoort bij ons gezeur over de tocht en accommodatie. Zo van: 'De mensen van de televisie zitten in een duur hotel na een korte vliegreis en eten in dure restaurants, terwijl wij in het park zitten met brood.' Kortom gezeur. Mijn leraar Latijn opperde na een van mijn zeurpartijen over een proefwerk dat ik vakbondsleider moest worden. Zijn woorden waren profetisch. Een paar maand geleden trad ik toe tot het bestuur van de Friese schrijversbond. Als we 's avonds in het park zitten komt de Omrop weer langs. Ditmaal met een geblesseerde regisseuse. Ze heeft haar voet verstuikt toen ze een misstap maakte bij het oversteken. De cameramannen, type besnorde bouwvakker, blijken veel beter Frans te spreken dan wij. Onze arrogantie is heerlijk misplaatst.

Het is een grijze katerige morgen als we met ons witte busje het plein waar het festival plaats zal vinden, op komen gereden. Her en der staan wat trieste partytenten. Wij krijgen een tent tot onze beschikking die nog in de doos zit. Onder toeziend oog van Omrop Fryslân beginnen we met het opzetten. We doen met opzet onhandig en brengen imitaties van weerman Piet Paulusma ten gehore. Paulusma staat inmiddels symbool voor de banalisering van de Friese identiteit. Ik verwachte dan ook geen grote Friese vlag in deze groep kunstenaars. Toch hangt Huub een vlag over de TV waarop Mark Bunder met gesloten ogen te zien is, in trance waarschijnlijk. Hij ziet eruit als een slapend kind. Op de Friese vlag zijn de rode leliebladen geen leliebladen maar silhouetten van Mickey Mouse hoofden. Op het achterdoek van de tent hangt Pierre Mansire een tekening van een Friese koe. Het stelt een lemma voor uit een encyclopedie. Onder het plaatje wordt vermeld dat het om een ras uit Frankrijk gaat. Koos Dalstra's Friese waterhonden liggen er in zwart wit onder.

Een onderdeel van de performance van de Zoete Hanen bestaat uit de slachting van de taal, in de vorm van een pop bestaande uit een wit papieren chirurgenpak gevuld met ballonnen en ketchup. Omdat dit onderdeel meerdere malen moet worden uitgevoerd en we de pop maar een keer kunnen vernielen, moeten eerst de schilderijtjes eraan geloven. Later zie ik dat kinderen ons voorzichtig nadoen met de overgebleven plankjes. Niet om het vernielen. Ze lijken wel degelijk door te hebben dat het om een performance gaat. Het volgende onderdeel is het touwtrekken. Ik roep in pak (T-shirt met stropdas en stoffig tweed jasje) mijn gedichten door de lucht terwijl om me heen van verschillende kanten aan een touw wordt getrokken door Elmar, Keu en Wouter. Ingrid filmt. Het maakt me niet uit dat mensen de gedichten niet begrijpen. Het voelt goed om ze zo uit te schreeuwen. Gek genoeg kom ik er door dit voorlezen zonder doel, achter waarom ik na het samenstellen van mijn tweede bundel verder wilde met een derde. Het samenstellen was een automatisme geworden net zoals voordragen een automatisme kan worden. 
Als er twee geïnteresseerde vrouwen bij de stand staan, stelt Huub me aan hen voor. Ik lees ze een aantal gedichten voor en daarna de vertaling. Een van de vertalingen is beter dan het origineel: het gedicht gaat over het laten proeven van je taal aan een geliefde die de taal niet spreekt. 'Langue' betekent naast taal ook tong in het Frans. Een van de vrouwen wil weten hoe ze mijn naam moeten uitspreken, maar het lukt niet. Een schrale troost: dat blijkt ook voor veel Nederlandstaligen ondoenlijk.
Huub weet niet waar het reguliere voorleesprogramma plaats moet vinden. We lopen rond als kippen zonder kop. De veronderstelling dat het om een fatsoenlijk podium gaat is inmiddels gesneuveld. We lopen onder de poort van het stadshuis door, het parkje in, en weer terug. De lucht wordt grijzer. Het podium moet wel op het plein te zijn. Onze tijd is ingekort. De Colombianen hebben meer tijd nodig. Er staat een man op leeftijd voor te lezen over eeuwige stilte en Borges. Ik ben net begonnen met het lezen van Borges en heb het idee hier met een imitator te maken te hebben. Doodleuk draagt de dichter zijn halve oeuvre voor en knaagt daarmee aan onze tijd. Iets wat ik hem ook weer niet kwalijk neem als hij hiervoor helemaal uit Colombia komt gevlogen.
We besluiten om en om voor te lezen. Koos Dalstra begint. Op zwarte klompen en in een soort van Urker visserspak bralt hij een gedicht in het Frans over het plein. Een zonnebank bruine Nederlandse toeriste heeft net nog over zijn tenue opgemerkt dat het geen Nederlandse kostuum is. "Nee," zegt Dalstra met opzet fout, "ik ben Fries." Terwijl hij voorleest verander ik de volgorde waarin ik zal lezen en begin ook met een gedreven toon voor te lezen. Het kleine publiek reageert enthousiast. Iemand gaat met een camera vlak onder mijn neus door de knieën. Anne Feddema leest vervolgens 'Mozart op weg naar Praag' in het Fries terwijl het begint te regenen. Mozarts gemaal moet nodig en hangt haar billen uit het raam van de koets. De Friezen lachen. Het publiek dunt uit. Het regent me eigenlijk niet hard genoeg. Een jongen van een jaar of vijftien met staartje blijft staan, terwijl het miezert, en luistert. Ik loop later naar hem toe en geef hem een blaadje met vertalingen. Hij zegt dat hij moeite had met het plaatsen van de taal, omdat we zo nu en dan vertalingen voorlazen. Het Fries deed hem denken aan Duits maar ook aan Engels.

Zondag 2 juni - Terug in Nederland moet ik samen met mijn twee zussen en mijn oom en tante de inboedel in het huis van mijn oma verdelen. Zij is verkast naar het bejaardentehuis waar ze het erg naar haar zin heeft. Mijn zwager brengt me naar Leeuwarden voor een vergadering van Kistwurk. We stoppen even in Oudkerk, waar mijn moeder begraven ligt. Ik ben hier jaren niet geweest. Er staat een lelijke plant voor de rode steen. Met wortel en al trek ik hem eruit. Het is een lange wortel.
Tijdens de vergadering beweer ik dat ik alles relativeer, maar niet totaal, dat er ergens een kern van geloof is. Een mederedactielid wil weten wat dat geloof dan is. Ik denk dat ik in vooruitgang geloof, een soort hoop op totale verbetering.

Donderdag 6 juni - Na wat gepruts aan dit stuk, slenter ik de stad in op boekenjacht. Ik vind een autobiografie van Ray Manzarek, de toetsenist van de Doors. Ik vond dit boek nieuw veel te duur en vertrouwde Manzareks visie op mijn jeugdheld Jim Morrison niet. Hij hield lang vol dat Morrison misschien wel niet dood was, misschien uit commerciële belangen. Aan het eind van het hoofdstuk een zegt hij iets dat me raakt en dat me terugbrengt bij de vitaliteit van FRyXOS, complottheorieën en mijn geloof in vooruitgang:

'We must progress from one point to another. We must be going toward a goal. If the Judeo-Christian-Islamic man is not progressing, he will go mad. If life is circular, he will go mad.'

Manzarek, Ray. Light my fire - My life with the doors. London: Century, 1998
          

Bron: Tzum, 2002

terug naar boven