Corine Hörmann en Tsead Bruinja op de Foskea Jantje - Groningen voor de boeg

© Corine Hörmann


De Blauwe Schuit

Vanuit alle delen van hand land voeren in de zomer van 2006 historische bedrijfsvaartuigen naar de stad Groningen in het kader van het project Groningen voor de boeg . Op een aantal daarvan reisden een beeldend kunstenaar en een dichter mee. Net als in de Middeleeuwen kwamen zij per narrenschip de stad binnenvaren, als in een blauwe schuit. En dan is Groningen ook nog de stad waar H.W. Werkman gedurende de Tweede Wereldoorlog een illegale uitgeverij oprichtte, ook met de naam De blauwe schuit . De kunstenaars en poëten verwonderden zich onderweg, over de sfeer van het varen, de indrukwekkende soms in mist gehulde landschappen en over de mensen die ze op hun reis tegenkwamen. Die verwondering werd vertaald in beeld en woord, in een kunstwerk en een gedicht, die ook onvermijdelijk sterk met elkaar te maken kregen.


ûnder hokker kopke sitte de sinten nei de

silo de brêgen
mei de oanbakte dowestront
en de horrorfilm dy't de nachtsuster
net doarde mei te sjen

leit it skip oan by it yndustryterrein

út in âld stakaravan
stapt de rûge sloper
grou lyts mantsje
mei fet swart hier

it skip
ik bedoel dit boek
ik bedoel dit lichem
ik bedoel in man
mei gers oan de hân (by de hân)

wat fan dit alles
lis ik him foar

wylst achter de wenning
de swarte reek fan baarnende bannen

beknopedraaid

dat hy wriuwt ris yn `e hannen
en lûkt de beurs

wat wolle jo dat er betellet

wat wol ik foar dit skip
dit boek dit lichem de man
mei it gers ha

net alle dagen itselde

ik jou de sloper dy hân
en it pak de hûd
it fet swarte hier
rôlje fan him ôf

gers strûpt yn de hûd fan de sloper
de sloper krûpt yn mines en tsead bruinja

wrot himsels yn it pak fan gers

benaud foar striid
benaud foar wat
de moanne my
oandwaan sil

wekker wurde yn it lichem fan oswald
holle yn it fizier weromfalle

en net witte oftst sketten hast


de sloper leit in palestynse sjaal
om de nekke fan gers
en rint om de karavan hinne
nei de baarnende bannen

gers wol warber en krekt wêze

de sloper yn de hûd fan tsead bruinja
skriuwt net mear oer buorlju
mar leuzen

it ierdbeiefjild
net de planten
mar de beien
in bloedread
fjild

ierdbeien

ûnder hokker kopke sittede sinten

onder welk kopje zitten de centen

na de silo de bruggen
met de aangekoekte duivenstront
en de horrorfilm die de nachtzuster
niet durfde mee te kijken

legt het schip aan bij het industrieterrein

uit de oude stacaravan
stapt de ruige sloper
dik klein mannetje
met vet zwart haar

het schip
ik bedoel dit boek
ik bedoel dit lichaam
ik bedoel een man
met gras aan de hand (bij de hand)

wat van dit alles
leg ik aan hem voor

terwijl achter de woning
de zwarte rook van brandende banden

bekokstoofd

dus hij wrijft eens in de handen
en trekt zijn portemonnee

wat wilt u dat hij betaalt

wat wil ik voor het schip
het boek het lichaam de man
met het gras hebben

niet alle dagen hetzelfde

ik geef de sloper die hand
en het pak de huid
het vetzwarte haar
rollen van hem af

gras glijdt in de huid van de sloper
de sloper in de mijne en tsead bruinja

wurmt zich in het pak van gras

bang voor strijd
bang voor wat
de maan mij
aan zal doen

wakker worden in het lichaam van oswald
hoofd in het vizier terugvallen

e
n niet weten of je geschoten hebt

de sloper legt een palestijnse sjaal
om de nek van gras
en loopt om de caravan heen
naar de brandende banden

gras wil weerbaar en precies zijn

de sloper in de huid van tsead bruinja
schrijft niet meer over buren
maar leuzen

het aardbeienveld
niet de planten
maar de beien
een bloedrood
veld

aardbeien

onder welk kopje zitten de centen

© Corine Hörmann




Naam: Foskea Jantje
Type: Groninger tjalk
Schipper: Kees van Hardeveld

De FOSKEA JANTJE is een Groninger tjalk, een oud type vrachtschip. Ze is gebouwd in 1898 op de scheepswerf Mulder te Stadskanaal, heeft een laadvermogen van 98 ton en is 22 m lang. De eerste keer is de tjalk gemeten op 13 september 1898. De tjalk is gebouwd in opdracht van R. Hamming uit Groningen, voor zijn schoonzoon H. Tor. De tjalk is vernoemd naar de vrouw van de schipper: Foskea en zijn schoonmoeder: Jantje. Dit laatste is duidelijk geworden na een gesprek met de kleindochter van de schipper: Foskea. Van haar is ook de oude foto afkomstig, die waarschijnlijk direct na de tewaterlating is genomen.

Tussen 1903 en 1916 is het schip in andere handen overgegaan. Schipper Egbert Raak uit Meppel werd de nieuwe eigenaar. De naam werd gewijzigd in DE VIER GEBROEDERS, naar de vier zonen van de schipper. In 1928 zijn alle Nederlandse schepen teboekgesteld en kreeg DE VIER GEBROEDERS het nummer "80 B Assen 1928". De omschrijving luidde als volgt: "een tjalkschip, hebbende vooronder, overdekt ruim, achteronder met roef, mast, stutter, zwaarden".

Kort hierna, nog in 1928, is Egbert Raak overleden en begin dertiger jaren werd het schip verkocht aan de fa. Westerhuis te Zwartsluis, een zand- en grindhandel, die verschillende zetschippers op de tjalk had. De naam werd RIVAL II, onder welke naam het schip in 1943 weer werd gemeten, te Groningen. Westerhuis heeft de tjalk later als overslagschip gebruikt. Er kwam een motor in het schip, een liggende Deutz, die een zijschroef en een zelflosinstallatie aandreef. Aan het einde van de Westerhuisperiode is de tjalk sterk verwaarloosd, waarbij de onderhoudstoestand hollend achteruit ging.

Vanaf 1979 is het schip in onze handen, waarmee we de tjalk weer in oude glorie hebben hersteld. Zo hebben we ook de oude naam weer in ere hersteld. We hebben ons veel ambachten eigen gemaakt, lassen, houtbewerking, tuigen en het schippersvak. Wat we vooral hebben geleerd is dat je veel geduld nodig hebt en dat een dergelijke restauratie nooit af komt. Er blijft altijd wel wat te klussen of te onderhouden.